Verzamelde opstellen. Bundel 2
(1897)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrecht onbekend
[pagina 313]
| |
[pagina 315]
| |
En Route.Twee dingen zijn het voornaamste in het boek van Huysmans. Ten eerste, dat zijn goedheid in zijn simpele zielenaaktheid is, in dit, dat zonder veel rompslomp van versiering een schrijver in 't openbaar zijn vroeger leven komt verfoeyen. En dat, ten tweede, het tóch eigenlijk een boek zonder ziel is. Een tot wat men Literatuur noemt te rekenen boek kan hoofdzakelijk op drie wijzen waarde hebben: poëtische of melodieus- en visionair-emotioneele waarde, psychologische waarde en methodische waarde. Al mist een boek dus de hoogste, eerst-genoemde waarde, dan kan het toch nog uitmunten door zijn psychologie of door geheel of gedeeltelijk te inaugureeren een waarneem- en schriftmethode. Het boek, dat hier nu overwogen wordt, mist de (hoogere) waarde op alle drie de manieren. Ik vertrouw des te meer op mijn eigen inzicht in deze, ten eerste omdat Huysmans' werken tot mijn vrienden onder de boeken behooren; ten tweede omdat het onderwerp van dit boek mij sympathiek is. Maar ik moet zeggen, dat noch poëtiesch, noch psychologiesch, noch methodiesch, het tot de hoogte van het tegenwoordig denk- en voelleven komt. Het boek is, zoû men kunnen zeggen, belangrijk, | |
[pagina 316]
| |
voor menschen, die zich bezighouden met de overweging der zaken, die er in behandeld worden. Maar tóch niet. Het is voor zulke menschen een aangename, spannende lektuur, maar gij zult merken dat het ook in zijn resultaat oppervlakkig blijft. Zijn verdienste zoû dan in zijn eenvoud kunnen bestaan. En dit dacht ik ook eerst even. Maar dit is niet zoo. Want eenvoud is in Literatuur alleen verdienstelijk als zij tot poëzie wordt. Zijn wij dus ingenomen met een tooneelstuk van Maeterlinck omdat het de drie waarden prachtig vereenigt, beminnen wij teederlijk een gedicht van Verlaine omdat daarin de eenvoud tot poëzie werd, - het boek van Huysmans kan door geen deur de literatuur-kerk worden binnengebracht. Dit heeft alleen negatieve hoedanigheden: het is niet leugenachtig maar naauwkeurig en voort-durend oprecht, het is zonder rhetorische emfaze maar sober en innig. Het eenige wat er aan hapert, is dat het ledig en onbeduidend is. Er is, wel veel materie tot, maar geen gerealiseerde, poëzie in. De beste stukken, die, ofschoon Huysmans meent het ‘naturalisme’ reeds lang vergeten te hebben, naturalistische beschrijvingen zijn, - een monnik die in den maneschijn in zijn witte kleed het klooster binnen gaat, de monniken zooals zij tot de Heilige-Tafel naderen en daarvan terugkeeren - zijn zeer mooi in het geheugen van den lezer, - maar zie de taal en gij zult merken dat het uw sympathie voor het monnikwezen en de negatief-mooie (dat is heldere, niet valsch versierde) beschrijving is, die ze u zoo aangenaam doet zijn.
Huysmans is van huis uit en van nature twee dingen: naturalistiesch romanschrijver en kunstkritikus. Het naturalistiesch-romanschrijverschap, waarachter en waardoor-heen bij Zola een groote liefde voor het heden- | |
[pagina 317]
| |
daagsche leven, realistiesch gezien, was, en een voortdurende objektiveering van dat leven, - was bij Huysmans doormengd met afschuw tegen dat leven, èn: iets subjektiefs; en veranderde langzamerhand in, tegen de wereld steeds bittere, causerieën over zijn eigen leven. Uit deze twee elementen bestaat, in hoofdzaak, het boek ‘En Route.’ Kunstkritiek en causerieën over eigen leven. De causerieën over eigen leven hebben de bedoeling psychologie te zijn. Huysmans' verdienste als kunstkritikus bestaat voornamelijk hierin, dat hij een der eersten is geweest die, met hedendaagsche gevoeligheid, de schilderijen der Primitieven heeft begrepen en de schoonheid der middeneeuwsche letterkunde. Dit onderwerp was er een hooger dan de door de Goncourts behandelde onderwerden, Huysmans heeft er de van Goncourt afkomstige zien- en voelmanier op toegepast, maar die bij hem lang zoo fijn niet is als bij haar vaders. De Kunstkritiek in ‘En Route’ had beter behooren te zijn dan in de vroegere afzonderlijke opstellen van den schrijver, want hier werd zij zoo hoog en fijn, dat zij bijna ophield kunstkritiek te zijn: hier moest zij aangeven met welke fijne en diepe bewegingen de middeneeuwsche muziek langs den weg van het zintuig van het oor en gesterkt door schemaas van verbeeldings-voorstellingen en embryoos van gedachten, de Ziel langzaam-aan doordauwde met Geloof. Dit nu is in ‘En Route’ niet geschied. Op de bekende manier en heelemaal zonder een verrassend woord, zet de schrijver de orgelklanken, die hij hoort, om in visueele analogiën en geeft zoo zijn indruk weêr. Kerkmuziek wordt beschreven met hetzelfde procédé als b.v. Zolaas bekende Kazen-geuren-symfonie in den ‘Ventre de Paris’. Bepaald beter dan dit van Huysmans is b.v. Taines muziekbeschrijving in ‘M. Graindorge.’ Het kunst-kritische gedeelte dus is niet voortreffelijk. | |
[pagina 318]
| |
Al wat de schrijver zegt van de middeneeuwsche architectuur, muziek, schilderkunst, is niet veel meer dan gemeenplaats. Van de mystische auteurs geeft hij eigenlijk alleen de namen hunner werken, met de mededeeling, dat deze hem te hoog gaat en gene hem te lauw is. En nu het andere gedeelte: de causerieën over eigen leven die bedoelen psychologie te zijn. Tweërlei goede psychologie - zoo is het te zien - kan geschreven worden: vermelding van buitengewone zielebewegingen èn indieping der gewone. Die geen buitengewoon zieleleven heeft te beschrijven, kan de diepten onder het gewone open leggen. Door Huysmans is geen van beide gedaan. De beschrijving van wat hij denkt over zijn geloovig-wording, en van de purgatorische ziele-staten, welke hij in het klooster doorleeft, zijn reminiscencies uit zijn lektuur, toegepast op eigen leven. Niet doorleeft hij zóo zeer staten van gelijken aard, als die door zijn beminde auteurs zijn geboekt, dat die nieuwe beelden in hem doen worden, welke kleurig verschijnen in de wanhopig snikkende en helder jubelende taal, waarin zijn ontwaakte ziel hare geschiedenis verhale; - maar doordrenkt met de beelden zijner voorgangers als hij is, meent hij in het kleine bewegen zijner aandoeningen gelijkenis te bespeuren met de innerlijke toestanden, die door de heilige-schrijvers in beelden zijn omgezet, en gebruikt dan hún beeld om zíjn staat aan te duiden. Is hij wanhopig, donker gestemd, - dan denkt hij: ziedaar thans in mij de ‘Zwarte Nacht’ waarvan de H. Johannes-van-het-Kruis spreekt en noemt zijn ziele-staat ‘volkomen nacht.’ In het beste gedeelte van het boek, dat, waarin waarlijk eenigszins de Mystiek aanwezig is, van bladzijde 344 tot bladzijde 380, waar de wisseling der ziele- | |
[pagina 319]
| |
landschappen in krachtig volgehouden zelfbeschouwing beschreven wordt, - is dat voortdurend te merken. Want er gáat uit deze bladzijden, - zoo als het zou moeten - geen ontroering in den lezer, die met haar plechtig straffe onweêrstaanbaarheid hem al zijn vroegere ontroeringen van het uitwendige leven en het oppervlakkige ziele-leven als hol en klein doet kennen. Gij denkt: het is interessant, ook denkt gij: hoe beminnelijk van vlekkelooze oprechtheid blijft het hier!; maar gij zóudt niet moeten dénken, gij zoudt van verschrikkelijke verbazing stom u aan u ontdekte met zondenroet besmeurde gulden ziel tegenover u moeten aanschouwen en een zwarten angstafgrond onder de wankelende voeten van uw blinde leven. Het boek van Huysmans is interessant, het behoort, laat ons zeggen tot de vijf interessantste boeken die in de laatste drie, vier jaar verschenen zijn. Daar praten wij niet over. Maar de zware tragische eigenschap er van is, dat de negentiende-eeuwer, een der diepst levenden, die zich hier zoo geheel gegeven heeft, met lichaam en ziel, met alle blikken zijner oogen, met alle woorden van zijn mond en met zijn gedachten allen in naaktheid onverborgen, - niets dan een muzeum van ziele-antiquiteiten blijkt gegeven te hebben. |
|