272
[aan de Heren K. Groesbeek en Paul Nijhoff, firmanten van Scheltema &
Holkema's Boekhandel te Amsterdam]
Baarn, 5 April 1904Ga naar voetnoot349
Geachte Heeren,
Gaarne vernam ik even of U reeds antwoord ontving van den Heer P.L. Tak op uw
schrijven van Z. Ed. waarvan gij melding maakt in uw schrijven aan mij van 18
Maart l.l.Ga naar voetnoot350
Hoogachtend
Uw dw.
K.J.L. Alberdingk Thijm.
|
-
voetnoot349
- De XXe Eeuw, 10e jrg., dl. II,
aflev. 4, april 1904, was aldus samengesteld: Stijn Streuvels, Soldatenbloed/Een dramatisch bedrijf, p. 1-34, laatstelijk
herdrukt in Volledig Werk, dl. I, Brugge, 1971, p.
1601-1636; L. van Deyssel, Bezoek aan de politiek
(Heroïesch-individualistische dagboekbladen van een twintigjarige),
p. 35-46, laatstelijk herdrukt in Het Ik [zie noot 321],
p. 153-165; De Louteringsberg van Dante Alighieri, in
proza vertaald door H.J. Boeken, p. 47-72; Albert Verwey, Een
gang naar het leven [bespreking van Augustinus' Belijdenissen in de vertaling van Frans Erens], p. 73-85, herdrukt
in Proza, dl. VI, Amsterdam, 1922, p. 85-100; Frederik van
Eeden, De doodsklok, [voorzien van de noot ‘Bovenstaand
gedicht is een navolging van het Engelsch gedicht: the Passing Bell, van
Mrs. Margaret L. Wood: Mevrouw Wood is een jonge dichteres en dochter van
Dean Bradley, den deken van Westminster Abbey. Het origineel draagt den
datum van den sterfdag haars vaders’], p. 86-91; A. Aletrino, Zomeravond, Voor Jacob de Haan, p. 92-103, aldaar gedagtekend
December 1903; L. van Deyssel, Liedje, p. 104-105; L. van
Deyssel, Varia, [over] Henri Hartog, p.
106-107 [niet herdrukt]; J.C. Hol, Muziek: Fidelio (Slot),
p. 108-121, aldaar gedagtekend Berlijn, Febr. 1904; Boekbeoordeelingen:
Albert Verwey, De Hollandsche Schilderkunst in de Negentiende
Eeuw, door G.H. Marius, 's-Gravenhage, Mart. Nijhoff, MCMIII, p.
122-128, herdrukt in Proza, dl. X, Amsterdam, 1923, p.
127-135 [zie thans ook Jan de Vries, Albert Verwey en de
beeldende kunst, in: Jong Holland, jrg. 1, nr. 1, februari 1985, p.
7-26].
-
voetnoot350
- Wat Tak bezield heeft zich in zo langdurig
stilzwijgen te hullen, is voor ons anno 1986 even onduidelijk als voor Van
Deyssel anno 1904. Op 12 maart legde deze vast: ‘Donderdag 10 Maart telegram
ontvangen, dat hij dien dag schrijven zoû, na dat hij mijn brief van ± 25
Januari en dien van Dinsdag 8 Maart, waarin ik hem voor Donderdag l0 Maart
te spreken vroeg, nog niet beantwoord had.’ Op l7 maart (zie nr. 270) had
Tak nog steeds niet gevolg gegeven aan zijn telegrafische toezegging van 10
maart.
|