De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd249Baarn, 23 November 1903.
Waarde Tak, Veroorloof mij U schriftelijk de vraag aan te duiden, die door de arbitrage, waarover ik de vrijheid nam U te schrijven, beantwoord zal worden. Zij is deze: Heeft Alb. Verwey, door het plegen van plagiaat bij anticipatie, en andere soortgelijke handelingen jegens zijn mederedacteur, waartoe hij als afleveringen-samenstellend tijdschrift-redacteur in de gelegenheid was, en door zijn handelwijze gedurende het conflict Van Eeden-Van Deyssel in September-December 1902, het bestaan eener vriendschappelijke en vertrouwensvolle verhouding, zoo als onmisbaar is tusschen de leden van een en de zelfde tijdschrift-redactie, tusschen de beide leden der Redactie van de XXe Eeuw niet onmogelijk gemaakt? Daar gij schrijft de arbitrage niet te kunnen aanvaarden indien het een vraag van enkel literairen of artistieken aard geldt, verzoek ik U mij te willen melden of de vraag, zoo als ik die hier formuleerde, er naar uwe meening zoo eene is. Letterkundige text-ontleding komt er wel bij te pas, maar ik meende, dat een zeer scherpzinnig lezer en onpartijdig rechter, ook al is hij niet letterkundige-van-beroep, haar zoû kunnen beantwoorden. | |
[pagina 250]
| |
Mocht Gij na deze uit-een-zetting het arbiterschap willen aanvaarden, dan zoû ik, in afwijking van mijn eerste voorstel, U wel willen verzoeken naar Baarn te komen, daar ik bedacht heb, dat ik feitelijk de gegevens, die op de questie betrekking hebben, en die ik moeilijk missen kan, hier bij elkaâr heb. Ik zoû U daartoe dan b.v.a.s. ZondagGa naar voetnoot331 voorstellen. Gij zoudt door aan dit verzoek te voldoen, tevens eindelijk aan een uitnoodiging gevolg geven, die al jaren geleden door U is aangenomen. Met besten groet
de uwe K.J.L. Alberdingk Thijm. |
|