De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd179Noordwijk/Zee 16 Octr. 1901.
Amice, Zooeven ontving ik je briefkaart van den 12den en je zult me wel een weerhaan vinden dat ik nu alweer aankom met een andere regeling. Ik stond namelijk voor de keus Coenen uittestellen, maar dan de aflevering eigenlijk te dun te maken (beneden de 9 vel) en den volgende keer minstens drie groote bijdragen te moeten opnemen: Coenen, Buysse en vervolg Van Looy, - of Coenen optenemen, met weglating van een enkele kleinigheid en eenigszins boven ons geld te gaan. Den doorslag gaf dat ik, eergister bij Groesbeek, hem hoorde opmerken dat novellistische vervolgstukken na twee maanden den leesgezelschappen niet naar den smaak waren. Zoo niet twee, wat dan vier, dacht ik. Het nummer wordt dan als volgt: Van Looy 41. Verwey over Potgieter 35. Destombe-Drabbe 2. Coenen 40. Reddingius 2. Hol 13. Boekbeoord. Van Deyssel-Verwey 28 - tezamen juist ongeveer 10 vel.Ga naar voetnoot254 Eergister, bij Groesbeek, had ik zijn ernstigen aanval te doorstaan naar plannen van maandelijkschheid. Sints de oprichting zijn we geregeld achteruitgegaan, groote leesgezelschappen die op zestig Exx. tegelijk kunnen inteekenen, willen niet van ons weten omdat we niet maandelijksch zijn, maandschriften als Onze Eeuw, toch door niets aantrekkelijk, schijnen glad geplaatst te worden. Ik kon daar niet veel tegen aanvoeren en toen Gr. voorstelde te beginnen met het volgend jaar de nummers te splitsen om dan later tot uitbreiding en prijsverhooging over te gaan, heb ik niet alleen beloofd zijn voorstel aan je over te brengen, maar ook dat ik het ondersteunen zou. | |
[pagina 188]
| |
Thuisgekomen, evenwel, zag ik de bezwaren weer. Ik voel namelijk veel voor een maandschrift dat geheel naar wensch zou zijn. Ik geloof óók dat een toestand waarbij men achteruitwerkt niet houdbaar is. Ik geloof tevens dat de konstellatie van kunst en politiek op het oogenblik gunstig is; - maar - Al wat ik zoo geloof beweegt zich om een groot maandschrift met vaste medewerkers voor alle rubrieken, en niet om een gesplitst tweemaandelijksch zonder medewerkende hulp. Dunne nummers waar niets in te plaatsen is; maandelijksche tezamenstelling met minder voldoening, en doordat ons overleg altijd schriftelijk zijn moet, verdubbelde zwarigheden; blijvende zwakheid in de afdeeling waartoe vaste medewerkers dienen konden: rubrieken voor kunst, muziek, politiek etc. Want dit is een dilemma waar men niet aan ontkomen kan: dunne maandelijksche nummers maar dan geen ruimte voor rubrieken die in elk nummer twee of drie vel beslaan, - of vaste rubrieksmatige medewerking maar dan dikke nummers. Een reorganisatie die dit laatste tot stand bracht, zou ik op 't oogenblik niet afkeuren, vooral omdat de tijd ervoor gunstig is en wij kiezen moeten tusschen uitbreiden of afnemen. Maar het zal geld kosten en is bovendien de eerste jaren voor het tijdschrift een waag. Ik zie op je briefkaart den wensch van Boutens betreffende zijn honorarium. Er was met het laatste vers van hem eenig geharrewar waarover ik je juist schrijven wou. Toen ik je vorigen winter een kort bezoek bracht waarbij je in overweging gaf de onderhandeling met sommige dichters aan jou over te laten, meende ik dat je daarbij zei dat je in dat geval ook Boutens wel tot medewerking bewegen kon. Daar nu Boutens al bij ons had meegewerkt en er alleen nog kwestie was over zijn honorarium begreep ik dat je dacht hem dáárin tot onze meening te kunnen overhalen. Toen dan ook dat eene versjeGa naar voetnoot255 kwam begreep ik die zaak was opgelost, en toen wij spraken over de vertaling en ik zei: maar niet tegen een hoog honorarium bedoelde ik met hoog niet ƒ5.- maar ƒ2.50. En jij antwoordde dan ook: nee, dat kan hij wel geven zonder honorarium. Nu hebben wij over het versje eenig dispuut gehad. Ik had hem opgegeven voor ƒ2.5. Hij schreef Groesbeek om ƒ5.- Groesbeek mij. Ik Groesbeek: dat ik niet anders dacht dan dat ƒ5.- alleen voorloopig was voor die eerste bijdrage. Tenslotte zal Gr. de overige ƒ2.50 hebben gestuurd. - Nu vraagt B. voor deze vertaling weer een hoog honorarium. Ik kan niet anders dan zeggen dat ik daartegen ben. Afgezien van de vraag of Groesbeek zou betalen wat niet geleverd is. Mijn voorstel is hem voor dat wat geplaatst wordt ƒ30.- per vel aantebieden. Alleen voor het geval de behandeling van deze geldzaak je onaangenaam is, bied ik aan met B. erover te korrespondeeren. - Van Rensburg zal ik je sturen wat ik nog heb. Ik geloof niet dat er ter plaatsing veel over is. - Zelf schreef ik nog over Kernkamp. Ik schaam mij over mijn ongewoon aantal bladzijden. - Interesseert het je dat de uitgever Tjeenk Willink te Haarlem mij verzocht heeft het leven van Potgieter te schrijven?Ga naar voetnoot256 Dat wordt mijn eerste dikke prozawerk. Het opstel in het Tijdschr. staat daarbuiten. Hartelijke groeten. Schrijf mij spoedig je meeningen.
Je Alb.V. | |
[pagina 189]
| |
Ik zie dat er van Rensburg vier of vijf over zijn die we den volgenden keer wel kunnen plaatsen. - Tenzij je er op gesteld bent plaats ik Falkland nu liever niet. Wij gaan ons budget ± 75 te boven. - Kun je je - maar neen, door het mooie weerGa naar voetnoot257 verleid zou ik den lust niet weerstaan je de verlokking voor te houden toch nog een paar dagen hier te komen. Ik vrees evenwel dat je op me zou toornen. Saluut! -
Ik vergat je erop attent te maken dat in het nr nu niet Falkland voorkomt, die den vorigen keer ook al is uitgesteld. Mag dat? Desnoods zou hij er in moeten. Mijnerzijds laat ik Penning weg. |
|