Met hartelijke groeten, - ook, als ik je dit mag opdragen, aan je vrouw en moeder
-
t.t.
Karel Alb.Th.
|
-
voetnoot220
- Het
Tweemaandelijksch Tijdschrift, 7e jrg., aflev. 2, maart 1901, was aldus
samengesteld: Stijn Streuvels, In de weide, p. 170-203,
laatstelijk herdrukt in Volledig Werk, I, Brugge, 1971, p.
659-684; Frederik van Eeden, Binnenlandsche kolonisatie,
p. 204-236, aldaar gedagtekend 1900; J. Everts Jr., Onweer, p. 237-242; Frits van Raalte, Taalvorming,
p. 243-275, aldaar gedagtekend Arnhem, Mei 1900; Aug. Peaux, Gedichten: Vervallen woning, Een avond, Als toen en Calle Barozzi, p. 276-278; Adriaan van Oordt, April, p. 279-285; Albert Verwey, Poëzie in Europa:
I, Stefan George, Der Teppich des Lebens und die Lieder von
Traum und Tod, mit einem Vorspiel. 2e Ausgabe. Georg Bondi. Berlin
1901, p. 286-290; II, Ernest Dowson. Henry Esmond van
Thackeray. Een eeuw van onrecht, p. 290-308; III, Henri de Régnier,
Premiers Poèmes, Poèmes, Les Jeux Rustiques et Divins, Les
Medailles d'Argile. Editions du Mercure de France, p. 308-314; I,
II, en III herdrukt onder de titel Dichters in Europa, in
Proza, dl. VII, Amsterdam, 1922, p. 74-108;
Boekbeoordeelingen: L. van Deyssel [over] G. van Hulzen, Getrouwd. Amersfoort, 1900, Louis Couperus, Langs
lijnen van geleidelijkheid - De stille kracht. Amsterdam, 1900, p.
315-321, voor de eerste maal herdrukt, als G. van Hulzen en
Louis Couperus, in de Zevende bundel Verzamelde
Opstellen, Amsterdam, 1904, p. 3-10; Doctor Juris, Tobias Bolderman/Tooneelspel in vijf bedrijven, p. 321-329, voor
de eerste maal herdrukt in idem p. 13-22; Het Zevende
Gebod/Burgerlijke Zeden-komedie in vier bedrijven door Herm. Heijermans
Jr., p. 329-341, voor de eerste maal herdrukt in idem, p. 25-38; Ary Prins,
Een Koning. Amsterdam, 1897, p. 341-350, voor de
eerste maal herdrukt in idem, p. 41-51; A. Pit, Kunstwetenschappelijke opmerkingen [n.a.v. de] Rede, uitgesproken
bij de opening zijner lessen in Kunstgeschiedenis, op 22 Nov. 1900, door Dr.
W. Vogelsang, Privaat Docent aan de Universiteit van Amsterdam, p.
351-353.
|