Indien er slechts 8 vel
zijn, heb je met hem meê dan toch meer. Ik zend nu dus in elk geval Bierens naar
Groesbeek, wat ik nog niet deed. Deze informeerde naar honorarium, wat zal ik
daarop zeggen?1) Ik persoonlijk zal voor de Septr. aflev.Ga naar voetnoot162 niets hebben.
Hartelijke groeten
Karel A. Th.
1) Zijn broeder ontvangt dat, meen ik, niet?
|
-
voetnoot162
- Het Tweemaandelijksch Tijdschrift, 5e jrg., aflev. 5, september
1899, was aldus samengesteld: Ter nagedachtenis van Jakob
Maris [een anoniem, echter door Albert Verwey geschreven kwatrijn om
daarmee Jakob Maris te eren, die op 7 augustus 1899 te Karlsbad overleed],
p. 171; F. C(oenen) Jr., Bezwaarlijke liefde, p. 173-208;
Henri de Régnier, De man en de sirene (Vertaling van
Albert Verwey), p. 209-237; Mr. S. Muller Fz., Een huishouden
zonder geld, p. 238-272; Stefan George, Aus ‘Der Teppich des Lebens’ [15 gedichten], voorzien van de
redactionele noot: ‘Ons die wenschten dat hoe langer hoe meer de oogen van
onze dichters zich over de grenzen richtten omdat alleen in den wedijver met
het vreemde het eigene gedijen kan, dunkt het geen verontschuldiging te
behoeven dat wij dezen op het eerste na onuitgegeven verzen van den
duitschen dichter in het hollandsche tijdschrift een plaats geven. Zij maken
deel uit van een dit najaar te drukken bundel, waarvan tot nu toe in géén
tijdschrift verder iets verscheen.’; W.L. Penning Jr., Uit
‘Tom's dagboek’, p. 284-296; Albert Verwey, Een
koning, met de aantekening: ‘Uit den bundel Het
Brandende Braambosch die dezer dagen verschijnt’, p. 297-300,
laatstelijk herdrukt in O.D., I, p. 335-337; D.C.
Hesseling, Reinaert de Vos in Griekenland, p. 301-321,
aldaar gedagtekend Leiden, November 1898.
|