263
Baarn, 30 December 1897.
Amice,
Het slot van je briefkaart, waar sprake is van het wegnemen van andere dan
geestelijke bezwaren, doet mij de aarzeling te boven komen die ik ondervond bij
de overweging of ik je zoû durven vragen of je mij misschien aan honderd gulden
zoudt kunnen helpen.
De eene helft daarvan zoû strekken ter betaling der nog steeds openstaande
doktersrekening, de andere ter voldoening van eenige leveranciers.
Hopende dat je mijn stoutmoedigheid niet te groot zult vinden en een geldschieter
voor mij zult vinden, ben ik, na hartelijke groeten, ook aan Kitty,
je vriend
Karel Alb. Thijm.