De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd251Baarn 16 November 1897.
Amice, Ik heb gezien dat van Jolles eind November een belang-, althands omvangrijk werk zal verschijnen.Ga naar voetnoot664 Zoû het ook gewenscht zijn hem te vragen dat tot Januarie uit te stellen en in onze aflevering fragmenten te geven? - Aangenaam ben ik getroffen geweest door je verlangen mij te ontmoeten, - dat van mijn kant niet minder is, dat weet je wel - toen je schreef dat je in weêrwil van mijn ‘verbod’ toch eens zoû aankomen. Maar toch moet ik het je ontraden. Weet je wel dat je mij niet in bekoring moogt lijden | |
[pagina 257]
| |
[sic]? Ik ben voor mijn beste vrienden ál tijd te huis behalve als ik met... Onzen-Lieven-Heertje ben. Mocht je verlangen mij te zien zoo groot zijn dat je ondanks mijn verzoek kwaamt, dan zoû mijn kracht groot genoeg zijn om ondanks je komst verborgen voor je te blijven. Zijn recht tot afzondering mag iedere burger handhaven! Ik vertrouw ook eenigszins dat je lichtelijk in je schik zal zijn mij niet te hebben afgeleid, als je later zien zult waarvan je me zoudt hebben afgeleid.Ga naar voetnoot665 Ik maak je mijn verontschuldigingen voor den, meen ik, ietwat stroeven toon, waarop ik je over die voorrede-Boutens schreef. De stroefheid kwam door verlegenheid, om dat het een eenigszins delikate zaak was. Als ik het stukje in de boek-proef heb, zal ik het je zenden. Met hartelijke groeten
Karel Alb. Thijm. |
|