186
Noordwijk/Zee
26 October '96
Amice,
Wat je schreef van het terugkomen van de aanvallen was ook voor ons een erge
teleurstelling. Dat ze zich tot een kwaal zouden perpetueeren geloof ik niet,
vooral niet bij een jong mensch als Cato, maar wel dat ze heel hardnekkig zijn
en misschien eerst wijken voor warme of zwavelbaden. Intusschen zal daar niets
van kunnen komen voor 't voorjaar en als ik 't voor 't zeggen had zou ik Cato
dezen winter, ook als ze beter wordt, de grootste voorzorgen laten in acht
nemen, - weinig werk, warme kamer, vooral slaapkamer, en geen agitatie - en dan
probeeren dat zij zoodra het warmer wordt die baden ergens gebruikt. Ik geloof
in géén geval dat zij na een eenvoudige genezing en zonder dergelijke nakuur zóó
op haar verhaal komt dat ze voor volgende jaren haar gezondheid vertrouwen kan
en het zou doodjammer voor haar, jou en ons allemaal zijn als wij nu, nu ze
eenmaal onwedersprekelijk ziek is, half werk deden.
Het verblijf van Annie hier doet haar heel goed. Ik vind haar bepaald gezonder
dan ze in Baarn is en ik geloof dat de omgang met
meisjes van even oud en iets ouder haar in een heilzaam evenwicht houdt. Zij
geeft bovendien niet de minste last en is heel lief.
Het tijdschr. is klaar.Ga naar voetnoot569 Erens en Roosdorp zijn opgenomen, Ovink is
uitgesteld. Goes vroeg plaatsruimte op 't laatste nippertje, die ik geweigerd
heb. Van Deventer vroeg | |
laatst of hij in 't volgend nr. 1 ½ vel
over Bolland (zijn rede) vullen mocht. Ik heb niets beloofd. Maar wij hebben er
nu al twee stukjes over, den volgende keer is OvinkGa naar voetnoot570 ook al wijsgeerig aan 't woord: ik kan nu niet zeggen
dat ik ervóor ben. Er komt bij dat Chap's lange en dure opstellen dikwijls al
heel min worden: zie den aanhef van 't stuk in dit
nummer.Ga naar voetnoot571
De uitgevers hebben als arbiterGa naar voetnoot572 Treub gevraagd. Hoe denk je van onzen kant over V.d. Horst?
Veel groeten ook van Kitty en aan Cato. Schrijf nog eens gauw
tt
Albert V.
|
-
voetnoot569
- Het Tweemaandelijksch
Tijdschrift, 3e jrg., aflev. 2, november 1896, was aldus samengesteld:
H.S.M. van Wickevoort Crommelin, Klein Holland en Jan de
Witt, p. 147-162; H. ten Amstel, Een familiefeest, p.
163-205; T.J. de Boer, Ruimte en tijd/Een aanteekening op de
Intreerede van Prof. Bolland, p. 206-209, aldaar gedagtekend 27
Sept. '96; Albert Verwey, Bolland's rede, p. 210-213,
aldaar gedagtekend 3 Oct. '96; voor de eerste maal herdrukt in Stille Toernooien, Amsterdam, 1901, p. 61-66; J.D. Bierens de
Haan, Over den Geest, zijn Wezen en zijne Werking/Eene studie
tot grondslag voor eene Levensleer, p. 214-241; Ch. M. van
Deventer, De redenaar Isaeus, p. 242-278; F. Roosdorp, Gedichten in proza, te weten Dood en Koket, p. 279-283; Mr. F. Erens, In
Duitschland, I, Over Dresden, p. 284-289, II Over Berlijn, p. 289-292, III, Over den
Harz, p. 292-295. Over deze aflevering schreef Batavus in de Mercure de
France, december 1896, p. 601-602: ‘Dans le numéro de novembre, une pièce de
M.H. ten Amstel intitulée: Een Familiefeest. L'auteur y
note les sensations les plus raffinées et cachées qu'il a éprouvées durant
une fête de famille, genre créé par M. van Deyssel. Le style est d'une
délicatesse extrême. Pièce remarquable parce qu'unique depuis les fragments
de M. van Deyssel. Quelques questions philosophiques traitées par MM. Verwey
et Bierens de Haan. Le savant helléniste M. Charles van Deventer donne une
étude sur l'orateur grec Isaeus. M.F. Roosdorp publie deux poèmes en prose
finement ouvragés et profondément sentis. M. F.
Erens raconte son voyage en Allemagne et indique l'hostilité de ce
pays envers la Hollande.’
-
voetnoot571
- Van Deventer hief zijn beschouwing over
De redenaar Isaeus aan als volgt: ‘Dames en heeren,
laat ons moed houden. Er staan tien namen op de officieele lijst der
Attische redenaars, en wij hebben er drie met vlijt doorgewerkt. Er zijn er
tien: Antiphon, Andocides, Lysias, Isaeus, Isocrates, Demosthenes,
Aeschines, Hyperides, Lycurgus en Dinarchus, en als ge nagaat, dat er van
Dinarchus niet veel meer over is, van Lycurgus maar één oratie, van
Hyperides weinig, van Demosthenes daarentegen veel, dan moogt ge rekenen,
dat zoo wat een derde achter den rug is, en wij thans aan het tweede der
drie deelen moeten beginnen. Ik zeg daarom, laat ons moed houden. Wij hebben
zoo dikwijls een roman in drie deelen gelezen, dat wij weten wat ons te
wachten staat.’
-
voetnoot572
- In het geschil dat was
ontstaan tussen Scheltema & Holkema's Boekhandel enerzijds en Verwey
en Van Deyssel anderzijds, over de financiële aangelegenheden, door Verwey
aan de orde gesteld in zijn brief aan Van Deyssel, d.d. 24 augustus
1896.
|