De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd154Baarn, 22 Augustus 1894
Amice, Tot mijn spijt komt het stukje van mij niet af. Ik erken de wenschelijkheid dat er iets van mij in de eerste aflevering zij zelf ook, hoe zeer deze erkenning wellicht niet met een welgeordende bescheidenheid over een te brengen moge zijn. En dat er niets in komt, spijt míj méér dan iemant anders. Maar wat zal ik je zeggen, je hebt je met een tobbert geassociëerd. - Ik zoû dat stuk over Fruin er toch maar in doen. Het komt mij voor, dat voorloopig maar niet die kleinere bijdragen met kleine letter gezet moeten worden. Dit zoû naar mijn meening alleen in overweging genomen kunnen worden als wij zéker konden zijn van veel en geregeld dergelijke bijdragen te kunnen hebben. En dan is nog de vraag of de schrijvers het prettig zouden vinden. | |
[pagina 209]
| |
Het is jammer dat de inzenders niet allen op tijd zijn gekomen. In 't vervolg zal dat toch zeker móeten. De kaarten heb ik ontvangen. Heb jij er vooraf een proef van gehad? Met v.d. Horst is het nu zoo: over ƒ100.- kan tusschen 1 en 15 Sept. ten zijnen kantoreGa naar voetnoot353 beschikt worden. Over de andere ƒ400 zal hij nog eenige menschen spreken: ik geloof Gerritsen, Wibaut en nog een paar andere. Ingesloten brief s.v. pl. p.o. terug aan míjn adres.
tt K.A. Th. |
|