De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd55[poststempel Amsterdam, 7 november 1888]
Goeie god, wat maken jullie allemaal een mooie dingen tegenwoordig. Ja wel, ik weet wel dat ik er zelf ook aan mee doe, - met jullie bedóel ik ook mezelf en nog een paar, - maar ik zie al dat doen nu zoo buiten me, omdat ik het nú voornámelijk zie in, en voel door jouw doen, in dat mooie stuk van je.Ga naar voetnoot138 Ik moest naar bed, want het is nacht, en ik moest onder de wol want het is koud, zoó koud dat de bloemen op mijn ruiten staan en mijn voetenzak niet meer warm maakt. Maar hier op mijn tafel is jouw stuk als een licht en het is niet mogelijk dat iemand mij zou wijs willen maken dat iemand die in 't licht zit zoet in den donker moet gaan. Ik vind mezelf nu erg gek en zeg tegen mezelf dat ik dat niet van mezelf gewend ben, zoo in-eens en zoo open iemand mijn bewondering voor zijn doen voor zijn gezicht te houden, als een lucifer die je voor iemands neus afstrijkt, - maar wat geeft het, als ik het nooit gedaan heb, doe ik het nou. Ik zeg je vooruit, en dat hoeft niet eens, dat dit geen beoordeeling is, en als ik het op mijn heupen heb en lust alles uit te schelden wat niet net is als ik ben, dan zal ik me niet laten weerhouden erdoor dat ik nú zoó gedaan heb, maar dat is het hem juist dat ik nú zoó doe, en het doen wil, of nee, wil | |
[pagina 92]
| |
is het woord niet, want men kan niet zeggen dat men wil als men doet wat men niet laten kan; - dat is het hem, dat jij zoo iets gedaan hebt, dat mij willoos maakt en tot een machine van jou, om je lof op papier te brengen. Ik schrijf ánders en kan ook wel neus-wijs beweren dat ik daar mijn redenen voor heb, wat toch eigenlijk met waar is, want voor kunst maken zus of zoo heeft een mensch geen redenen; - maar anders of niet - je hebt me met jouw doen allemachtig veel plezier gedaan. Ik zou wel willen gaan zingen. Maar daar heb ik geen stem voor. Deze brief heb jij op je rekening en je moet hem maar goed weg stoppen, want de wereld zou er schande van spreken, van zóo'n ophemeling. Met de proef zal ik misschien wat bedaarder schrijven. Nu niet. Jij zit daar zoo heerlijk in je werk, dat het je wel niet interesseeren zal, maar er is iets dat mij heel erg interesseert en dat ik je nu voor míjn pleizier schrijf. Dat is dat ik geengageerd ben. Mijn meisje is juffrouw Van Vloten,Ga naar voetnoot139 de jongste zuster van Van Eedens vrouw. Wil je over de verzen schrijven? Dat is goed. Ik ook over de jouwe, maar in een volgenden brief. Tot dan.
Albert Verwey
Ja, wat je daar zeit van geen-kunst. Mijn bedoeling is zoo: Ik loop al god weet hoe lang met plannen in mijn hoofd - rustige, groote, gelukkige verbeeldingen, die ik zeggen wou zonder andere aandoening (zie II. 3)Ga naar voetnoot140 dan het geluk van hun schoonheid; - die verbeeldingen, die ik telkens in me oproep, maar nog nooit in-eens en duidelijk genoeg gezien heb, die gemaakt, zullen Mijn Kunst zijn. Al de rest, al wat ik schrijf als ik boos of verdrietig of goedgeluimd ben, - ja ik weet wel dat het een kunst is het te maken, maar mijn kunst is het niet. Ik doe eigenlijk niets dan herhalen wat in dat sonnet staat, zie je wel? Maar dat is het ook heelemaal. Misschien is mijn kunst een illusie en moet ik altijd geen kunst maken - maar het is dan een illusie die ik noodig heb; - en zulke zet men niet van zich af. Au revoir. |
|