De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd44Amsterdam Rozengracht 57 15 Octr '88
Amice, Ik heb aan den uitgever Beitsma in Deventer een bundel novellen van den auteur Van Oevere verzonden; en die uitgever vraagt mij welke voorwaarden de heer V. Oevere stelt. Ik heb den auteur v.O. die vraag van den uitgever overgebriefd, en deze schrijft mij nu of ik die voorwaarden maar stellen wil. Nu ben ik volstrekt niet op de hoogte van de voorwaarden, die een novellenschrijver als de heer V. Oevere al zoo aan een uitgever als Beitsma stellen màg; reden, waarom ik graag zoo vrij ben, op mijn beurt jou te vragen wat jij vindt dat ik aan Beitsma schrijven moet dat de voorwaarden zijn, die de auteur Van Oevere stelt. Als je me hierop spoedig antwoordt zul je me een genoegen doen dat ik niet aan je verdiend heb en dat ik deshalve zeer apprecieeren zal. Ik ben uiterst verlangend naar je nieuwen roman.Ga naar voetnoot104 Zoo juist las ik een beetje in Netschers Menschen om ons,Ga naar voetnoot105 en dat doet wel verlangen naar een geluid dat van wat hooger komt dan uit de Tent in 't Bosch en de tuinkamers van gegoede Hagenaars. Ik moet je nu te vrind hou'en, begrijp-je, om een spoedig antwoord en daarom maak ik je een kompliment. Ik zou je ook, uit diezelfde slimmigheid kunnen gaan antwoorden op een vroegeren brief van je, waarin je schreef over het verschil tusschen verzen en proza. Maar je weet niet hoe weinig ik daarop weét te antwoorden. Ik weet alleen dat het proza van mijn gedachten soms in eénen verloopt in verzen, en dat ik dán mijn genotrijkste oogenblikken beleef. Zonder dat ik 't helpen kan gaat het dan maathouden en rijmen en dat doet het dan net zoo lang als het zelf belieft. Ik mag dan maar opschrijven. Nu vind ik dat ik me dán pas mooi voel als ik in verzen denk en nu is voor mij, natuurlijk, mooi heelemaal mooi niet anders dan verzen-mooi. Dat neemt nu niet weg dat ik jouw proza en Kloos zijn proza en zelfs | |
[pagina 79]
| |
mijn eigen proza oók mooi vind, en ook het proza van Zola en van Heine, en o, o, het proza van Plato, waar ik eens iets van gelezen heb, - maar zoo mooi als verzen, goede, groote, wezenlijke verzen vind ik het niet. Eigenlijk zoó: jouw proza b.v. vind ik mooier dan een massa ook wel mooie verzen; maar ik verbeel me dat, daar verzen bij mij altijd de eindelijke uitbarsting uit mijn proza-taal zijn, dat bij iedereen oók zoo moest wezen; zoodat jij als je een beetje anders was, verzen zou maken, die ik mooier zou vinden dan je proza. Als ik je proza lees dan denk ik: had Karel nu zoo en zoo en zoo gedaan, wat waren dat dan erg mooie verzen geweest. Dat zeg ik dan niet tegen anderen maar tegen mijzelf en nu tegen joú. Ben ik duidelijk? Dat is grappig: Juist terwijl ik hieraan schrijf wordt je eene envelop met twee brieven binnengebracht. Die voor Kloos zal ik hem overhandigen. Ja, die verzen van KloosGa naar voetnoot106 zijn mooi, hè? Je neemt me toch niet kwalijk dat ik je briefje aan Kloos gelezen heb, Ik ben nog al nieuwsgierig. Ik ben er blij om dat deze brief niet zoo onvriendelijk kort en zaakachtig is als mijn vorige. Mijn vorige waren niet onvriendelijk bedoeld. Ik hoop dat je dat gelooven wilt. Schrijf me dan dien uitvoerigen brief, als je dat doet, en schrijf daarin meteen of je niet weer eens een artikel voor ons over hebt. Ary Prins schrijft me een aandoenlijk-langen briefGa naar voetnoot107 met over Huysmans, Netscher, Parijs, XVde eeuw, kunst, fotografiën, Siam, komst over een paar maanden, en veel groeten aan alle vrinden, nee: vrienden. Daar hoor jij toch ook onder?
tt Albert Verwey |
|