De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd34bij A. Vooys Voorstraat Katwijk A/Z 18 Juli '88
Amice, Een deel van je brief aan mij d.d 11 dezer, werd je al beantwoordGa naar voetnoot87 in een brief van Kloos die den jouwen kruiste. Wat de finantieele zaak aangaat: - wij, Kloos, V. Eeden en ik wisten niet beter of Goes had je 't geld gestuurd; - ik heb hem nu Zondag l.l. nog eens erover onderhouden en zal, als ik, omstreeks den 25sten, in stad kom zien dat de zending geëffectueerd wordt. Goudakkers Illusiën zullen wij trachten voor je te krijgen. Als je bij Schröder boeken bestellen en de rekening door onze tusschenkomst wilt afdoen, dan zijn wij gaarne daartoe bereid. Je artikel over de jongere fransche prozaïstenGa naar voetnoot88 zal ons welkom zijn.
Je doet me de eer aan ook een paar vragen bizonder aan mij persoonlijk te richten. De tweede is of ik vind dat wij in een zelfde aflevering niet beiden met belangrijke bijdragen moeten voor den dag komen dan wel of ik toevallig in de laatste 3 afl. zoo weinig belangrijks had? - Ja, natuurlijk, toevallig. Ik geef niets omdat ik niets heb. Zooveel als jij produceert zoo weinig produceer ik in den laatsten tijd. Ik heb wel bij mezelf gedacht dat het heel goed treft dat jij mijn leege ruimten zoo rijkelijk vullen komt. Maar ik hoop dat ik ook weer eens zal meedoen. Je eerste vraag bedoelt aanwijzing van je eigen door mij als aanwezig vermelde onlogischheid in je brochure. Ik kan daar nu moeielijk op antwoorden, dan, uit mijn herinnering, vaag, algemeen. Ik kan zeggen: ik herinner me dat ik, toen ik je bladzijden over ‘de fantasie van de fantasie’Ga naar voetnoot89 las - dat ik dáár voornamelijk dacht: hoe kan iemand over een zoo eenvoudige zaak als wat men wel en wat men niet verge- | |
[pagina 72]
| |
lijken mag, zóó'n soep schrijven. Als ik thuis ben met je brochure bij me, zal ik je daar graag iets over schrijven. Ik beschouw het dan als een aangename plicht je, uit die lange redeneeringen, die kort hadden moeten wezen, aan te tonen, dat je, daar waar je van bedoeling misschien zeer logisch bent van stijl telkens onlogisch en daardoor langdradig wordt. D.w.z. dat je de draad van je redeneering op onnoodige en warrige manier lang uitrekt. Nu ga ik naar Noordwijk. Kloos groet je,
tt Alb. Verwey |
|