De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904

341

Amsterdam 27 Juni 1903

Beste Karel,

Met je vriendelijke uitnoodiging heb je mij veel plezier gedaan. Aardig van je om aan mijn vacancie te denken! Het spijt mij heel erg dat ik Dinsdag weer niet kan, omdat wij dan de gasten van Manus ten Bokkel in Leeuwarden zijn. Tot 1 Augustus hoef ik zeker niet te spelen. Schikt het je misschien eens tusschen 4 en 9 Juli of 16 en 31 Juli? Het zou de prettigste avond van de vacancie voor mij wezen.

Wat schrijf je prachtige dingen, nu weer over Frans Coenen!⁵⁰⁹

509 L. van Deyssel, Het laatste boek van Frans Coenen, in De XXste Eeuw, april 1903, 124-131 en mei 1903, 252-257. Herdrukt in de Achtste bundel Verzamelde Opstellen, A'dam 1905, 23-36.

[p. 326]

Gelukkig dat Goes in hooger beroep ging, maar ik krijg het toch benauwd als ik aan die maand denk. Met weemoed herinner ik mij de avondmalen, die hij ons op de Prinsengracht aanbood in het groote huis, de diners in Riche, de brillantine en parfums, waarvan hij gewoon was zich te bedienen, zijn hoogen hoed en hoffelijke gebaren en zijn geestige stukken over Litteratuur.

Met mijn gezondheid gaat het beter door weinig rooken en drinken. Biertjes zijn o.a. geheel afgeschaft. Ik heb uitzetting van het hart.

Veel liefs ook voor vrouw en kroost,

tt

Arnold Ising.