De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd335Amsterdam 5 Mei 1903
Beste Karel, Het noodlot wil dat ik Zondag in Amsterdam spelen moet. Het spijt mij heel erg. Wanneer je mij Maandag of Dinsdag 11 of 12 Mei hadt gevraagd, zou ik dolgraag gekomen zijn, want die avonden ben ik vrij. Ik heb Goes na de gerechtszitting ontmoet.Ga naar voetnoot506 Hij was schor van zenuwachtigheid en zag er uit alsof hij juist uit de gevangenis ontslagen was. Ik nam hem mee om thuis te eten. Hij hoopte op vriendelijkheden van den Kerker-directeur, zoo als iemand die opgehangen wordt naar een ulevelletje zou verlangen. Wat is hij verburgerlijkt, ach, ach! Hij rookte een heel goed sigaartje uit een cents-sigaren-pijpje, en deed een verhaal hoe hij in Boxtel machinisten en seinwachters was gaan opruien. De echtgenoote van een dier heeren, snelde hem vooruit om te waarschuwen de deuren voor hem gesloten te houden en hij werd gevolgd door marechaussées en krijgslieden. Twee marechaussees namen in zijn coupé plaats om hem tot Utrecht te begeleiden. Ik vond het zoo afschuwelijk. In Utrecht stapte hij in een stampvol, stinkend kroegje op een tafel om daar het woord te voeren. Met verbazing constateerde hij het feit, dat Mevrouw Roland Holst werkelijk onder den indruk was van een nederlaag na de tweede staking, terwijl ik geloofde dat een groote emotie uit haar diepste-zelf sprak. Enkelen geloven dat Goes vrijgesproken zal worden. Mogen zij gelijk krijgen! Witsen vond het zoo prettig je ontmoet te hebben. Hij heeft er 's nachts van wakker gelegen, en ik ben er blij mee. Heel veel liefs, ook voor Vrouw en Kinderen.
tt Nol. |
|