302
Imgenbroich bei Montjoie. Preussen.
14 Juli 1900.
Beste Vriend,
Ik ontving heden je briefje uit Wiesbaden. Van harte neem ik deel in het verlies, dat je hebt geleden.
Je hebt het geluk gehad je Moeder lang te behouden; zij heeft, hoop ik en vermoed ik, betrekkelijk weinig geleden; dit zijn banale maar ware redenen voor troost als alles voorbij zal zijn en je zult bedenken wat er is gebeurd.
Het zal den toestand wat verzacht hebben dat je broêr er ook was.
Ik weet nog niet wanneer ik te Baarn terug zal zijn. Zoodra ik terug ben, hoop ik bij je te komen of dat je bij mij komt, om samen te spreken. Wees verzekerd dat ik intusschen in gedachte bij je ben en ontvang mijn hartelijksten handdruk.
Karel Alberdingk Thijm.