De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
281Baarn, 15 Oktober 1898
Beste Vriend, Ik krijg daar juist je bericht over het overlijden van je Vader. Ik had je nog wel juist een briefjeGa naar voetnoot461 toegezonden of je weêr eens hier kwam. Weinig dacht ik, toen ik je brief openmaakte, wat er in zoû staan. Ik heb je Vader niet gekend zoo als jij den mijnen wel, ik heb je Vader nooit gezien; maar je spreken over Hem ken ik des te beter en ik ben meê bedroefd met jouw gevoel voor hem, dat ik zoo ken en dat ik zoo diep genegen ben. Ik denk nu aldoor aan je en leef voortdurend met je mede. Ik gevoel met je meê: die groote leêgte, en dat alles zóo droevig is.
Ik herinner mij alles wat je mij van hem verteld hebt, het laatst voornamelijk van de tochten naar Neuenahr. Het sterven en weg-zijn, altijd geweten en voorzien en bedacht, komt, geloof ik, toch altijd alsof het nooit voorzien ware.
Het zal verschrikkelijk zijn voor je arme Moeder. Als je zoo altijd met een ander samen bent.
Ik zie dat je Vader een week is ziek geweest. Heeft hij veel geleden, veel pijn gehad? Ik kom eens gaauw bij je en dan spreken wij elkaâr.
Geloof aan mijn innig deelnemen en ontvang ons beider hartelijkste groeten. Van heeler harte, je vriend
Karel Alberdingk Thijm. |
|