De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904

262

Baarn 25 September 1897.

Beste Nol,

Het speet mij zeer van dien telegram.⁴⁴³ Wij hebben er zeer lang over gedacht en beraadslaagd. Want het hád door kunnen gaan. Wij zouden dan met ons tweën alleen gedineerd hebben, evenals verleden jaar eens geschied is. Maar daar het nu een feestmaal gold, zoû de afwezigheid van Cateau oneigenaardig geweest zijn. Zíj mag er niet aan ontbreken. Dus is het beter, vind je ook niet, om het tot een volgenden Zondag uit te stellen.

Kun je den eerst-volgenden, 3 Oktober? Of beter een anderen dag? Wees zoo goed, te beginnen met dien Zondag, een keuze te doen. Elke dag der week is ons goed en wordt een Zon-dag als jij dien dag komt.

De ongesteldheid - dikke wang - is stellig binnen een paar dagen beter.

Hartelijke groeten, ook aan Mina,

van

t.t.

Karel A. Th.

Zoo even ontvang ik je briefkaart. Dat verlevendigt mijn spijt nog.

Schrijf nu maar spoedig dat je gaauw kunt en mij billijkt.

443 Op 24 sept. 1897 noteerde Thijm: ‘Ising en de Haverlieden (Haverman en diens vrouw - H.P.) voor diner aftelegrafeeren.’