De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904

[p. 264]

248

Amsterdam 9 Januari 97

Beste Karel,

Hoewel ik niet zoo absoluut tegen Chap wilde optreden, heeft hij er toch plezier van gehad. Ik heb hem eerst op een Zaterdag afgetelegrafeerd. Toen kwam hij bij mij aan den Schouwburg en vroeg waarom ik hem niet had kunnen ontvangen. Ik zei ‘omdat ik mij aantrok wat je tegen Karel hebt gedaan’. Hij antwoordde iets van dat die taak in de Groene hem nu eenmaal was opgedragen en dat men hem niet mocht kunnen beschuldigen van partijdigheid en Camaraderie enz. Op Nieuwjaarsdag kwam hij even feliciteeren, en ik bleef stroef tegen hem. Daarna nog één ontmoeting, en toen begon ik er weer over. ‘Ik weet dat je daar vol van bent’, zei hij. ‘Ja, Karel heeft mij gevraagd niet meer met je om te gaan, en ik kan jullie niet samen bij mij ontvangen. Als hij mocht komen, moet ik jou verzoeken weg te gaan’.

Mij dunkt dat hij nu, wat mij betreft, zijn streken thuis heeft, en ik heb geen plan even vriendschappelijk als vroeger met hem te blijven omgaan.

In het Weekblad van heden⁴²⁹ (doorgehaald: vertelt) verklaart hij n.b. niet in schoolschen maar in een anderen zin de dingen te bedoelen. Ik heb hem verteld dat ik niets kon en wilde begrijpen van al zijn beweringen en hij vindt dat wij slecht lezen.

Tot mijn groot genoegen heb ik Bauer⁴³⁰ en Breitner bereid gevonden ons te helpen aan een nieuw décor voor een Ibseniaantje. Ik was direct met Bauer op mijn gemak, alsof ik hem jaren had gekend en Van Sorgen vroeg ons te dineeren in den Bijbel.⁴³¹ De verbroedering van de schilder- en de tooneelspeelkunst werd gevierd. Die Bauer is een magnifieke kerel!

Schrijf mij vooral eens hoe het je vrouw gaat, en kom, bid ik U, zoodra het weer wat beter wordt, een middag hier. Ik weet nog niet of ik aanstaanden Zaterdag spelen moet, maar ik zal het U melden.

Gij hebt mij veel genot verschaft met Uw stuk naar aanleiding van Uw levensleer⁴³² en het Kloospoeëm.⁴³³ Jammer dat wij in eens schrikten van den tijd,

429 Ch. M. van Deventer, Over Stijl, Periode en Rhythme, Aan den heer Albert Verwey, in De Amsterdammer van 10 jan. 1897.

430 Marius Alexander Jacques Bauer (1864-1932), schilder, tekenaar en aquarellist. Ook zeer bedreven met de pen, zoals o.m. tot uiting komt in: Marius Bauer, Brieven en schetsen van zijn reizen naar Moskou en Constantinopel, gevolgd door enige polemieken tussen socialisten en estheten (editie G.H. 's-Gravesande), A'dam-Antwerpen, 1964. Zie ook Gedenkschriften, 515.

431 Het Bible-Hotel op het Damrak.

432 Bedoeld zijn twee tot dusver ongepubliceerd gebleven artikelen contra Charles van Deventer. Het eerste dateert van jan. 1896 en is getiteld: Apoeh Academisme!, Proeve van Executie van den WelEdelen Zeergeleerden Heer Doctor Carolus Marius van Deventer, geboren te Athene, het tweede dateert van dec. 1896 en kreeg geen titel.

433 Bedoeld is de van nov. 1896 daterende Studie over Willem Kloos, Fragment. Zie L. van Deyssel, Vierde bundel Verzamelde Opstellen, A'dam 1898, 153-157.

[p. 265]

want ik kwam een kwartier te vroeg aan het station.

Vele groeten aan Uw vrouw en de kinderen, en een hand van Uw

Arnold Ising Jr.