De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |
125Bergen-Op-Zoom 25 Januarie 1893
Amice, Na ontvangst van je kaartbrief ben ik op de gedachte gekomen, dat ik misschien, zonder dat het te gek is, je de uitnoodiging kan doenGa naar voetnoot298 van eens b.v. met den sneltrein die ten 10 u. 30 ongeveer hier aankomt naar hier te komen om met den avond-sneltrein, die ten 6 u. 54 hier vandaan gaat, weêr te vertrekken. Dit is evenwel nog zoo'n heel eenvoudige zaak niet. Ik bedoel natuurlijk dat als je mij het groote genoegen zoû willen doen van mij eens op te zoeken ik de bepaling der uren van je komst en vertrek geheel aan jouw overlaat. Maar de quaestie is, dat ik te zwak ben om langer dan de genoemde spanne tijds (doorgehaald: met) op te zijn en te spreken, en dat ik om acht uur des avonds naar bed ga. Nu is de questie: kan ik je voorstellen om een uur of zes te sporen om iemant te bezoeken, die betrekkelijk kort te spreken en dan nog stil en ongezellig is. Ik spreek weinig en zacht en zit daarbij met mijn hand aan het hoofd; ik onthoud mij van rooken, wijn, thee, koffie, spiritualiën, mosterd, peper, enz. Nu weet je wat er sinds lang bij mij omgaat. Verblijd mij met eenig bescheid. De koû heeft mij, naar uw juiste veronderstelling, veel goed gedaan maar doet dit alleen zoolang zij duurt. Ik ben nú weêr aanmerkelijk slapper. Ik merk met genoegen aan uw brief dat uwe gezondheid steeds niets te wenschen overlaat. Ik draag nu weêr háar op mijn hoofd en een ontoonbaar baardje om de kin. Vele groeten van uw vriend
Karel Alberdingk Thijm. |
|