De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd58Amst. 12 April 1888
Waarde Alberdingk. Welzeker, mijn vriend, ik herinner mij Uwe allergenoegelijkste belofte: ‘De maand Mei is niet in het land of gij hebt mij alweer langs Amstel's straten zien wandelen.’ Sta mij toe, waarde Thijm, dat ik dit misschien wat letterlijk opneem en hoop dat gij ook inderdaad vóór het Mei is, wel zoo vriendelijk zult willen zijn om mij de hand te drukken. In Mei toch moet ik naar Groningen en wachten mij nog andere kleine beslommeringen, die mij licht zouden verhinderen, om mij zoo vaak als ik het zou wenschen, ter Uwer beschikking te stellen. De ze-ze-zorgen voor het da-da-hahagelijksch brood maakten dat ik eenige de-de-dagen langer wachtte met U te schrijven dan ik wel wê-we-wê-wenschte. Vergeef mij Karel - in een intiem briefje mag ik U eens even zoo noemen, niet waar? - maar ik heb soms last van stô-hô-hô-hotteren. Aan het Neerlandsch | |
[pagina 78]
| |
hebben ze mij drie honderd ge-gulden minder gegeven voor de drie volgende jaren, omdat ze zoo arm zijn. Ik heb toen een kwartier in de Jan-Steenstraat gehuurd met ke-ke-kost en halles voor vij-vij-vij-vijftig per maand. Maar nu gaat de lantaarn - ik bedoel de letterkundige spe-spe-speheeheehecialiteit Herman Rössing wegGa naar voetnoot150 en nu hebben ze mij voor vijfhonderd gulden literaire -hi-hi-hi! bezigheden opgedragen, zoodat ik nu nog ha-ha-ha twee honderd pop meer krijg dan ik eerst had. O zoo!
10 Mei 1888
Zooals gij ziet, Belangstellende Waarde, had ik U het nieuwtje reeds gemeld, maar verzuimd om het op de post te bestellen. - Ja, wat zal ik U zeggen. Zoo om half elf stap ik bij den Heer Stumpff binnen, grijp het Handelsblad (pardon!) en knip er onze advertentie uit. Daarna spreken wij over de belangen van den dag. Ik voer de correspondentie, weet je, binnenlandsch en buitenlandsch, voor het vaderland en buiten het vaderland weg! 's Avonds als ik niet speel kom ik toch weer op visite en hoor ‘of er wat is!’ Ik lees de stukken, en maak er fraai Hollandsch van. Enfin ik ben een literaire guit, snap je! Ik heb een secretariskamer met drie boekenkasten, waarover ik bibliothekaris en twee schrijftafels. Ook confereer ik met Schimmel,Ga naar voetnoot151 Van Sorgen,Ga naar voetnoot152 De Leur,Ga naar voetnoot153 Prof. Stokvis,Ga naar voetnoot154 Bouberg WilsonGa naar voetnoot155 en A.C. Wertheim.Ga naar voetnoot156 Ik zet een gewichtig gezicht, loop onder een hooge zijden, ga om één uur naar bed en sta om acht uur op. Ik dineer op mijn vertrekken, Jan Steenstraat 225, goedkoop en burgerlijk en ik heb een kwart anker wijn in huis. Ook speel ik nog altijd Comedie, de eene rol voor en de andere nà. Ik maak je mijne dierbaarste verontschuldigingen omdat ik wat van mij zelf gezegd heb, maar ik vind het zoo vriendelijk en zoo aardig, dat je er mij wel naar hebt willen vragen. Neef heeft ook een baan, omdat zijn schoonpapa wenschte dat hij een ‘betrekking’ had. Hij is onbezoldigd redacteur van het Dagblad: De Amsterdammers, belast met de assistentie van het Buitenland. Ik kom dikwijls je vader en je broederGa naar voetnoot157 tegen, hetgeen ik plezierig vind. | |
[pagina 79]
| |
En nu moet ik helaas weer aan het rollen leeren. In Arbeid Adelt: een graaf van 52 pagina's, o boe!
Dag beste Karel! Je vriend Arnold Ising Jr. |
|