't Kleyn Hoorns-liet-boeck, inhoudende eenige psalmen Davids, lof-sanghen, en geestelijcke liedekens
(1644)–Jan Jansz. Deutel– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Op de wijse van den 100. ende 142. Psalm.MYn hert is, Heer, in groot eenvout,
Ootmoedigh: oock en zijn niet stout
Mijn ooghen, ick derf niet bestaen,
Dinghen die my te boven gaen.
2 Heb ick mijn boose lusten wilt
Niet overwonnen en gestilt.
Heb ick my alsoo niet vercleent,
Als een kindt dat de Moeder speent?
3 Heb ick my niet gelijck, o Heer,
Gheacht als een kindeken teer?
Iae als een ghespeent kindt seer fijn:
Met recht mach ick verstooten zijn.
4 Israel sal van nu voortaen,
Op den Heer sijnen Godt vast staen,
End' hopen op zijn goedigheyt
Van nu tot inder eeuwigheyt.
|
|