aantonen. Boven de kachel stijgt de verwarmde lucht, die daardoor een klein soortelijk gewicht heeft, vlug omhoog (stijgwind), dan stroomt ze tegen de kamerwanden, waar ze langzaam afkoelt, zwaarder wordt en weer daalt (daalwind).
De zweefvlieger probeert gedurende
Fig. 5. Luchtstroom in een met kachel verwarmde kamer
zijn vlucht zo gunstig mogelijke winden op te sporen, zoals er in de vrije natuur verschillende soorten bestaan. Stel, dat zijn vliegtuig in een kalme lucht een meter per seconde zinkt en het gelukt hem een stijgwind te vinden, waarin de lucht 3 meter per seconde stijgt, dan zal zijn eigen stijgingsnelheid 2 meter per seconde bedragen. Er zijn echter stijgwinden, vooral bij onweer, die 6 meter en meer snelheid per seconde bereiken, zodat de zweefvlieger in korte tijd een belangrijke hoogte kan bereiken, als de opwaartse druk voldoende aanhoudt.
Laten we nu de verschillende stijgwinden onderzoeken. Er is vooreerst de bergstijgwind die ontstaat als er een sterke wind waait op een berghelling. De helling buigt die wind naar boven en kan hem enkele keren hoger brengen dan de berg zelf was.
Een thermische of ‘zonstijgwind’ vormt zich als de zon 's zomers, boven droge grond als steden, rotsachtig land, korenvelden enz., de lucht erg verwarmt. Zoals, bij het al eerder aangehaalde voorbeeld van de warme kachel, stijgt de verwarmde en lichtere lucht zolang, tot de temperatuur weer in evenwicht is.
Fig. 6. Gedwongen Stijgwind
Fig. 7. Warmtewinden boven een Stad