schappelijke waarneming, zoals de moderne astronomie en de astrofysica ze opvat, heeft daarentegen menige waardevolle wenk gegeven. Tegenwoordig is de wetenschap, met behulp van de verrekijker of telescoop en van de spectraalanalyse, in staat veel geheimen van verre hemellichamen te ontsluieren. Zonder dichtbij de ster te komen kunnen we de grootte en het gewicht, de stoffelijke samenstelling en de temperatuur, benevens veel andere dingen vaststellen en daaruit betrouwbare conclusies trekken voor wat de bestaansmogelijkheid van levende organische wezens betreft. Beschouwen we eens met de ogen van de sterrekundige onze maan en de planeten die in vereniging met de zon het dichtst bij ons staan en zich dus het best laten waarnemen! We moeten vooraf zeggen dat plantaardig en dierlijk leven, in die zin zoals het op aarde voorkomt, op de maan ondenkbaar is, want daar is noch lucht, noch water. Bovendien duurt een dag op de maan dertig aarddagen, wat tot gevolg heeft dat de temperatuur op een dag die ongeveer vijftien aarddagen duurt tot 300° C stijgt en gedurende de even lange maannacht tot 100 à 200° C onder nul daalt. Wel kennen we op aarde bacteriën die een tijdlang zulke temperatuurschommelingen verdragen, maar de ontwikkeling van organisch leven is in zulke conditie volledig uitgesloten. De maanoppervlakte bevindt zich op het ogenblik in een toestand die ook onze aarde na veel millioenen jaren ten deel zal vallen, als bij ons alle leven sinds lang verdwenen zal zijn.
Op de planeet Mercurius, zo dicht bij de zon, mogen we evenmin leven verwachten. Deze planeet keert altijd dezelfde kant naar de zon toe, evenals de maan naar de aarde. Ze heeft dus op het ene halfrond aanhoudend dag, op het andere eeuwige nacht. De heersende dagtemperatuur van 419° C sluit niet alleen alle organisch leven uit, maar maakt ook de aanwezigheid van een atmosfeer onmogelijk. Onder invloed van zo 'n hoge temperatuur zouden namelijk de gasmoleculen in zo 'n snelle beweging komen dat ze de relatief geringe aantrekkingskracht van de kleine planeet Mercurius zouden overwinnen en in het heelal zouden schieten. Zo 'n vlucht van de gasvormige bestanddelen in het heelal heeft vermoedelijk ook. eens plaats gehad op de maan want haar geringe massa was niet in staat om de gaslaag vast te houden.
Het onderzoek van de planeet Venus wijst eerder op de mogelijkheid van organisch leven. Een dichte wolklaag belet ons weliswaar, met de telescoop een blik te werpen op de oppervlakte van de planeet, maar, we mogen volgens verschillende aanwijzingen toch het vermoeden uiten, dat de verhoudingen van het klimaat overeenkomen met die van onze aarde tijdens het Carboon of steenkolenperiode, dus