| |
| |
| |
Voor de meeste in deze roman voorkomende personen geldt, dat elke gelijkenis met werkelijk bestaande personen op louter toeval berust. Een klein aantal andere hebben inderdaad nu nog levende mensen tot model gehad, maar met hen is zo vrijmoedig omgesprongen, dat van opzettelijk nabootsen geen sprake is. Bovendien: schoppenvrouw en hartenaas vallen in elk spel voortdurend anders uit, en in het spel van de roman stellig anders dan in het leven. De opdracht van dit boek aan de man, die ‘Laura’ zocht in een ver verleden, gaat daarom niet met excuses gepaard, maar met een vriendschappelijke knipoog. Hij ìs toch een ander?
M.D.
| |
| |
| |
Sei nur ein groszes Licht!
Und mach dann noch 'nen zweiten Plan
Gehn tun sie beide nicht.
Bertolt Brecht ‘Drei Groschen Oper’
But she's only a dream...
| |
| |
| |
Mondje dicht
| |
| |
I
Chris Ottolander was toen zeventien geweest, leerling van de eindexamenklas. Als hij aan die roestbruine maanden terugdacht, was het, of de wereld volliep met motregen. Naderhand wist hij niet meer, of het werkelijk had geregend toen ze waren verhuisd naar de goedkope woning. Maar nooit zou hij vergeten, hoe sterk het er de eerste dagen had geroken naar een verstopte gootsteen. Hij had er dadelijk iets van gezegd, en zijn moeder had de schouders opgetrokken. Want volgde straf niet op de zonde? De welvaart vóór de crisis had haar altijd ingefluisterd, dat het zo niet kon blijven, elke luxe was met schuldig verzet betaald, ze was en bleef van kerkse landarbeiders. In het gootsteenhuis had ze haar ijzeren bril weer tevoorschijn gehaald - ‘omdat ik er toch beter door zie...’ -, behalve dan op zondagen blijkbaar, als ze met haar schildpad-bril en gezangenboek ongebroken naar de kerk ging, een kleine vrouw met okerkleurige wangen. Maar zijn vader, die weinig anders deed dan dunne shagjes rollen, was verslapt en vermagerd, maagzuur tekende zijn gezicht. Tegen het nukkige zusje stond hij vlug klaar met zijn hand, en hij was somber daarna, niet in staat zijn spijt te uiten, onverzoend met zijn verval. Hij kwam uit de burgerij, zoals het heette, al had de smederij van de oude Ottolander, een bierdrinkende reus, na diens beroerte nauwelijks genoeg opgeleverd. Grootmoeder was nog in staat geweest hem machinebankwerker te laten worden, een vakman. Ook in het begin van zijn huwelijk had hij nog diploma's gehaald, electrotechniek en stoomwerktuigkunde. En toen Chris op de middelbare school was gekomen, had hij geregeld in diens boeken zitten lezen, en had hij hem gevraagd over taalregels en uitspraak. Als hij aan zijn zelfgebouwde radio-toestel naar Königsbergen, Parijs of Daventry zat te luisteren, wilde hij weten, waarover de stemmen het hadden, Chris en hij bleven gespannen zitten voor de bakelieten luidspreker. Ze hadden een droom: een
fietstocht naar de Ardennen, om te ervaren hoever ze met het moeilijke frans konden komen, maar Chris' moeder had het altijd tot een volgend jaar uitgesteld, en
| |
| |
dan waren ze weer naar haar boerenfamilie gegaan voor een weekje, dat was goedkoper, de spaarbank gaf een goede rente. In die dagen was zijn vader een ondernemend man, die zijn vrouw plaagde met haar kerkje, en die hen 's zondagsmiddags op de fiets naar buiten dreef, waar ze onbekommerd zwommen en met de bal speelden tot de avond, samen met andere vrolijke families. Hij had de leiding zonder er zijn best voor te doen, een blonde man met heldere ogen, die meer luisterden dan keken. Chris herinnerde zich de rustige debatten, die zijn vader had gevoerd in de dagen van Sacco en Vanzetti, en hij herinnerde zich ook de opgewonden herfstweek in '29, toen iedereen sprak over de run op de spaarbanken. Thuis had zijn vader gezegd: - Maak je geen zorgen, de gulden is gezond.
Tien maanden later had hij zijn ontslag gekregen. Na een jaar van stempelen en wrokkige bezoeken aan de bank, hadden ze - ondanks clandestiene verdiensten met radio-reparaties - moeten verhuizen, naar het gootsteenhuis.
- Maar Chris zal zijn school afmaken, al zal ik er fietsen voor moeten gappen.
Was dat zomaar een krachtdadige zin geweest, of had hij er werkelijk over nagedacht? Of deed hij het misschien toen al? Over An waren er weinig zorgen, ze zou de driejarige wel halen en een baantje vinden ergens. Maar Chris! Was het niet altijd het plan geweest, dat hij zou gaan studeren?
- Jij rijdt later ook in zo'n Studebaker, Chris! Dokters rijden niet meer op een fiets.
Hij was geen uitblinker, het kostte hem moeite in alle vakken een eind boven voldoende te blijven, maar niemand merkte daar veel van; hij ging er nooit prat op tot middernacht te hebben doorgeblokt. Je kwam er immers niet zó maar, dat was wel duidelijk, hij had nog een lange weg af te leggen. Maar even duidelijk was het, dát hij er zou komen, zijn vader stond achter hem. Later zouden ze samen naar de Ardennen gaan, of nog verder, in een Studebaker. Reeds had hij de bedachtzame energie van zijn vader overgenomen, een donkere jongen met zwarte wenkbrauwen en een glimlachende mond, die weinig overbodigs zei. Zijn ogen waren helderblauw, met iets be- | |
| |
gerigs soms, maar dat voelde hij dan nog net op tijd, want hij had zich aangewend nooit zijn jaloezie te laten blijken.
In die jaren was het nog ongewoon in de provincie, dat op de middelbare school arbeiderskinderen meededen met de anderen: de wat onbehouwen jongens en meisjes, die met treinen en bussen van het platteland kwamen, met eigen spek op het brood en de portemonnaie vol snoepcenten, en de zelfgenoegzame kinderen van de gezeten stadswinkeliers en kleine fabrikanten. Ze vormden een kaste, waartoe de jongens met oude fietsen en altijd dezelfde truien zelden toegang hadden.
Chris was een uitzondering. Al in de tijd, dat zijn vader nog elke zaterdagmiddag opgewekt was thuisgekomen met zijn loonzakje, en Chris zijn kwartje kreeg, had hij er geregeld bijverdiend door het drukwerk van een verzekeringmaatschappij te voorzien van adressen; hij had een duidelijk handschrift. Hij spaarde het geld rustig op voor bijzondere gelegenheden, tochtjes of feestjes. Soms kocht hij een nieuwe das, en één keer schafte hij zich na lang wachten een paar zomerschoenen aan, waardoor hij ruzie kreeg met zijn moeder, die het verspilling vond. Maar dat was het niet, hij wilde zijn als de anderen. Daarom schaamde hij zich ook voor zijn katoenen badpak; hij legde botje bij botje tot hij een wollen kon kopen, hetgeen woorden gaf. Zijn moeder had ook kritiek op zijn eigen stuk dure zeep, en hij moest er voor vechten vaker schoon ondergoed te krijgen dan enkel op zaterdag.
Natuurlijk was hij op school niet alleen door zijn zindelijkheid en zijn nette kleren populair. Maar zou hij anders óók zo'n figuur zijn geworden in de reciteervereniging?: op de avonden van Cicero wist hij met rustige vanzelfsprekendheid te improviseren over de nieuwste poëzie, over romans als Caspar Hauser en Christian Wahnschaffe, en bij opstellenwedstrijden behoorde hij vaak tot de besten. Zelfs had hij een beetje verstand van regie, omdat hij, als één der weinigen van zijn klas - maar had Tera Hund dat meestal niet betaald? - geregeld op het schellinkje van de intieme schouwburg zat. Toen zijn vader ontslagen werd, merkte niemand iets aan Chris, hij hield het geheim. Hij werd zelfs tot secretaris van
| |
| |
Cicero benoemd hetgeen hem trots stemde en tegelijk benauwde, want nu zou hij - bij officiële vertegenwoordigingen - toch op zijn minst met een donkerblauw costuum tevoorschijn moeten komen. Het was juist in die ijzerbruine tijd, dat de Ottolanders verhuisden, en zijn kleren zichtbaar versleten raakten. Zijn moeder was avond na avond bezig met het inzetten van stukjes, het omkeren van manchetten of het bijnaaien van knoopsgaten. En dat tóen de verzekeringmaatschappij ophield met het verzenden van drukwerk was niets minder dan een ramp. In zijn wanhoop dacht hij eraan een krantenwijk te beginnen, maar hij zette dat niet door, uit angst dat iemand van school hem zou zien.
Maar met dat donkerblauwe pak kwam het in orde. Het was Tera Hund, die erover begon zonder dat hij er ook maar op gezinspeeld had.
Was het in die tijd niet altijd Tera?
Hij hielp haar 's avonds met scheikunde op haar kleine, met bloemetjesbehang beplakte kamer, waar het rook naar de kruidenierswinkel beneden, petroleum, groene zeep en specerijen. Het was alleen maar vriendschap van hem, ze was te mager en haar neus was te groot, en sinds hij had gezien - toen ze zich bukte om een schrift op te rapen - dat ze een te wijde directoire van rose molton droeg, had hij zelfs een lichte afkeer gevoeld. Maar hij bleef haar waarderen om haar jongensachtige fermheid, ofschoon hij haar soms betrapte op een weke blik. Hij ontweek elke spanning, en ze gingen altijd schuldeloos naar de huiskamer, waar nooit achterdocht was over wat Tera en die jongen hadden uitgevoerd op het kamertje. Haar vader was een zachtaardige dikkerd met een nasale stem, haar moeder zijn tweelingzuster, een leven achter dezelfde toonbank had hun geduldig gebaar, hun glimlach en stemklank gelijk aan elkaar gemaakt.
- Gaat het thuis zo'n beetje, Chris?
Ze waren de enigen die het wisten, en dikwijls hadden ze allerlei doorzichtige smoezen.
- Heeft Rikkers die twee ons rookvlees nog gehaald? Och Chris, neem jij het dan mee, vóór het uitdroogt.
| |
| |
Hij wist nooit anders dan het gegeneerd te accepteren, met een halve kleur en een kort dankje. Rookvlees, dat op uitdrogen stond, een stuk worst, dat toch te kort was om nog in de snijmachine te kunnen, een pakje roomboter, dat dreigde ranzig te worden, er was altijd wel iets. En boven stopte Tera hem sigaretten toe. Of ze zei achteloos: - Mijn broer had mee zullen gaan naar de schouwburg morgenavond, maar hij heeft wacht. En ik hèb de kaartjes al. Heb jíj zin?
Bezwaarde het hem? Of liet hij het zich aanleunen? In ieder geval: hij kon er niet onderuit. Eenmaal zei hij: - Meneer Hund, ik wil u best komen helpen als u het druk hebt.
- Ach jongen, jij op een mandfiets? Of bedoel je boodschappen klaarmaken?
- Ja, dat eigenlijk...
- Loop heen. Dat's routine-werk. Je kan je tijd wel anders gebruiken.
Hij deed echt zijn best er minder te komen, het noodlot schoot hem ijzig te hulp: toen Tera een dag niet op school kwam, hoorde hij 's middags, dat haar broer op de oefenbaan door een afgedwaalde kogel was getroffen. Daarna kwam hij er uit beleefdheid nog maar zelden, ze zouden 's avonds geen prijs stellen op vreemden. Alleen op zaterdagmiddag, wanneer de Hunds het druk hadden in de winkel, ging hij naar Tera. Ze wisten allemaal, dat hij er zijn zwemmiddag voor opofferde, en hij voelde, dat ze dit van hem waardeerden. Hij vond het minder vanzelfsprekend dan zijn vroegere werk voor de verzekeringmaatschappij, de opoffering was groter, maar het gaf hem een nieuw besef van kracht: als je er komen wilde, moest je jezelf iets ontzeggen, ook al had dat geen nut.
Of geen nut... Hij kreeg er toch altijd van alles? En daarmee had hij zich verzoend, sinds er op het schoolplein een stilte viel als hij een groepje naderde; het was, of iedereen het wist van zijn vader en het andere huis, maar of ze allemaal hun best deden erover te zwijgen.
De eerste, die er toch iets van zei was een bazig meisje met kastanjebruin haar, Sophie Wooldrik. Het was op een middag na schooltijd, bij het fietsenrek.
| |
| |
- Je woont nu in een andere buurt, hè? We vinden je allemaal reuze!
Dat zij het juist had moeten zeggen! Wist ze niet, dat hij zich voor haar het meest schaamde om die verhuizing, zijn gesleten kleding? In een breed singelhuis te wonen zoals zij, een vader te hebben met een Nash en een grote confectie-fabriek, geld te hebben voor dure kleren, voor vacanties in het buitenland!
De zomer daarvoor, op een schoolreisje, toen ze zouden zwemmen in een stille plas, had hij haar heel kort door het struikgewas in haar strakke ondergoed gezien. Sindsdien stelde hij zich 's avonds in bed voor, dat hij die glanzende stof voorzichtig van haar rossig-gebruinde huid nam. En in die droom mengde zich de weelde van een Nash, rijpaarden, vacanties. Het was allemaal van hem, het meisje verloor haar bazigheid en smeekte hem haar nooit in de steek te laten, haar nooit meer te verraden.
Had hij dat in feite al niet gedaan? Sophie Wooldrik had bij de laatste bestuursverkiezing van Cicero net een paar stemmen te weinig gekregen voor de secretarisfunctie en even had het geleken, of ze verongelijkt had willen weglopen. Maar ze was toch blijven zitten, met een onzekere glimlach en een kleur. Chris had toen wel op haar toe willen lopen en zeggen: - Ik trek me toch maar liever terug..., maar een feestelijk gevoel van macht hield hem op zijn plaats. Had ze daarna niet zelf toegegeven, dat hij haar meerdere was? Ze had hem gefeliciteerd en gezegd: - Je kúnt het ook beter..., en tot zijn verbazing had ze het later zelfs goed gevonden, dat hij haar naar huis bracht. Ze deed vrolijk onderweg, en misschien was het door die uitgelaten stemming, dat haar die vraag over haar verjaardag ontviel: - Over zes weken. Kom jij dan ook?
Toen hij het de volgende dag aan Tera vertelde, zei ze vinnig: - Gut, wat sportief! Maar ze houdt je voor de gek, ze weet best dat je dat secretarisschap toch niet lang kunt volhouden. Je hebt géld nodig als je mee wilt doen...
Het was kort voor de verjaardag van Sophie, dat Tera eensklaps zei: - Chris, er hangt nog een donkerblauw pak van
| |
| |
mijn broer... Mijn moeder zegt, nu het toch niet meer gebruikt wordt...
Bestond er een verband tussen de verjaardag en het pak? Hij dacht er verder niet over na, snel fietsend nam hij het over zijn arm mee naar huis, overweldigd door de angst, dat zijn moeder het stuntelig zou verkleinen, en een paar avonden bleef hij haar op de handen zitten kijken of ze het wel met de grootste zorg deed. Toen hij haar na het passen spontaan een zoen gaf, keek ze hem aan met een geheimzinnige, bijna smalende glimlach.
- Je hebt het weer voor elkaar, hè?
Dat stak hem. Hij draaide zich verongelijkt om, en nam het bundeltje van Morgenstern op, dat hij tweede-hands had gekocht en zorgvuldig opgeknapt, een cadeautje voor Sophie.
Tera vroeg de ochtend daarop: - Hoe kéék ze naar je pak?
- Ik weet het niet... Ze kéék wel...
- Dat zat haar niet glad.
Hij vond het niet helemaal eerlijk en zei: - Ze was erg aardig, iedereen eigenlijk. Er waren ook een oom en een tante, Indische mensen met verlof, die wonen daar zo lang. Ik mag de kinderen bijles geven, dat heeft Sophie in orde gemaakt. Iedere middag van vier tot zes.
- O..., dat's aardig.
Maar 's middags kwam ze erop terug. - Dat moet je niet doen, die bijlessen. Je hebt je tijd méér nodig dan geld!
- Ik werk 's avonds wel... Hij kon haar toch niet vertellen, hoe hard hij een paar nieuwe schoenen nodig had! En ondergoed, sokken...
Een paar weken later begon ze er weer over: - Kun je het wel aan?
Wat moest hij zeggen?: dat hij elke avond tot één uur in de kille woonkeuken zat over zijn boeken vol ezelsoren? Maar hij had tenminste al nieuwe interlockjes en een paar stel gave sokken. En dat was niet alles, de bijlessen betekenden meer dan geld alleen. Het gaf hem een bijna bevredigend gevoel dagelijks zo dicht bij Sophie te zijn, in dat warme huis met de dikke traplopers, de koperen potten met palmen, een bescheiden
| |
| |
dienstmeisje dat thee bracht. Begon hij een gewaardeerd huisgenoot te worden? De half-Indische mevrouw had gezegd: - Chris is pienter, de kinderen maken goede vorderingen. Zou het niet goed voor hen zijn Chris mee te nemen naar Zwitserland in de kerstvacantie?
De leverkleurige echtgenoot, die 's middags al een beetje naar jenever rook, had afwezig geantwoord: - Misschien..., komt tijd komt raad. We weten nog niet eens of we zelf...
Tegen zessen, toen hij naar huis ging, zei Sophie op de gang: - Mijn oom is nogal zuinig, hij praat er de hele dag over hoe slecht het gaat in de suiker. Wíj gaan in ieder geval, maar ik maak hem wel warm, dan gaan we fijn met elkáár.
's Avonds moest hij naar een bestuursvergadering van Cicero, en toen hij daarna thuis kwam, zat hij nog uren met zijn thema's. Een paar dagen later was het hetzelfde. De Indische mevrouw zei op een middag: - Chris ziet zo pips. Slaap je wel voldoende, jongeheer?
En toen hij na de lessen vertrok, vroeg Sophie fluisterend: - Je kunt het toch wel volhouden? Anders zeg je het maar gewoon op.
Opzeggen! Een kans op Zwitserland opzeggen! Een kans opzeggen haar vader beter te leren kennen!
Hij keek Sophie geschrokken aan. - 't Is nog maar twee maanden, zei hij. - Daarna heb ik nog tijd genoeg voor het examen.
Hij fietste vermoeid naar huis; in zijn nieuwe schoenen rustten zijn voeten dik op de pedalen. Het motregende, en de avond viel grauw over de gehate buurt, waar meisjes in dunne regenmanteltjes touwtjesprongen en rappe jongetjes met ruw-gebreide mutsen op bezig waren een fietsband om een straatlantaarn te gooien. Een straat verder weergalmde de roep van een haringventer. Chris ging achterom, door het nauwe gangetje, waar een gichelend paartje stond te vrijen; hij moest opletten voor de natte hopen van loslopende honden. Toen hij de deur van het schuurtje opentrok, zag hij in het licht van de petroleumlamp zijn vader. In de haken hing een nieuwe fiets, die hij daar nooit had gezien. Zijn vader keek hem kwaadaar- | |
| |
dig vanonder zijn natte pet aan en zei: - Dat's een fiets van Melis. Ik knap hem voor hem op.
Het was waar, dat hij geregeld voor Melis, de fietsenmaker, werkte, clandestien, hij deed het altijd achter de gesloten deuren van Melis' werkplaats.
- 't Is hier koud, zei Chris.
- Ja, doe die deur dicht.
- Was er bij Melis geen plaats?
- Nee, zei zijn vader stug.
Chris zweeg, het werd warm achter zijn ogen, zijn voeten voelden nu nog dikker aan, en onder zijn nieuwe ondergoed begon het te jeuken. Hij hoorde weer precies die zin van eens: - Maar Chris zal zijn school afmaken, al zal ik er fietsen voor moeten gappen! Hij krabde zich zijn borst en liet zijn blik zakken naar zijn schoenen. Zijn vader volgde in het schaduwrijke licht zijn bewegingen en zei: - Ik weet verdomd goed wat je denkt.
Zag hij toen pas die nieuwe schoenen? Hij vroeg: - Weet je moeder dat al?
- 'k Heb ze net na school gekocht. 't Zal wel weer heibel geven.
- Je hebt ze toch nodig, niet?
Chris haalde onzeker zijn schouders op.
- Natuurlijk!, zei zijn vader. - Zolang jij nog op die school bent, moet je méé doen.
- Maar daarom is het nog niet nodig, dat jíj...
- Hou je bek. Als je goochem bent, hou je je bek. En doe die deur dicht.
- Hij stond nog maar op een kier...
- Dat is al te veel! Hij nam zijn shagdoosje en zei: - Bah, wat een rotwereld, niet?
Chris haalde een halfvol, zuinig bewaard pakje sigaretten uit zijn zak en zei:
- Hier, hou ze maar, ik heb ze tóch gekregen.
Zijn vader nam zwijgend het pakje over, bekeek het merk, en stak voorzichtig een sigaret aan, in de holte van zijn beide handen, alsof hij iets verbodens deed. Van Chris afgewend zei hij: - Ga maar es kijken wat de pot schaft. En wees verstandig, hou je mond.
| |
| |
- Wat dacht je ánders?
- Goed jongen, zei zijn vader.
Na de maaltijd, waaraan zijn moeder mokkend deelnam - zijn vader had geschreeuwd: - Hij heeft ze toch verdomme zélf verdiend, eerlijk verdíend! - ging hij dadelijk naar bed zonder nog aan zijn huiswerk te denken, alsof die wereld voorgoed voorbij was. Hij wist nu zeker, dat een catastrofe vroeg of laat onvermijdelijk was, ze zouden met elkaar naar het riool zakken, als vuil afwaswater door een gootsteenpijp. Of zou dat tóch nog voorkomen kunnen worden, als zijn vader ophield met zo eindeloos stom te zijn? Maar hij zou hem daar nooit toe kunnen dwingen, zijn vader zou alles ontkennen, zijn hand zou driftig uitschieten, en dat zou alles nog beroerder maken. Het beste zou misschien zijn om weg te lopen, als verstekeling op een schip naar Zuid-Afrika, te werken in de diamantmijnen en daar een uitvinding te doen, waardoor je - met röntgenstralen of zoiets - precies kon aanwijzen waar de grootste stenen lagen. Zo zou hij rijk worden. Te laat! want zijn vader kwijnde weg in de gevangenis, zijn moeder was al gestorven, en zijn zusje An was onvindbaar, ze leefde ergens in Rio of Hamburg in een slecht huis, en hijzelf bleef een eenzaam mens voor de rest van zijn leven. Zwijgzaam en trots droeg hij zijn lot, een man over wie men fluisterde, dat hij stille armen hielp. Toen hij 's ochtends om vijf uur wakker werd, herinnerde hij zich onmiddellijk, dat hij nog niets aan zijn huiswerk had gedaan en zonder zich te bedenken stond hij op. Nijdig op het ijskoude water schuimde hij met energieke vegen de dromen weg, en kort daarop zat hij geconcentreerd te werken, een jongen, die het allemaal zelf zou moeten doen. Hij bracht het er goed af op school, maar toen hij eenmaal bij de Wooldriks in de oververhitte voorkamer zat te luisteren naar het jongste kind, dat de tafels van vermenigvuldiging voor hem opdreunde, kon hij zijn ogen bijna niet openhouden.
- Heel goed, zei hij automatisch, heel goed. De volgende.
Had hij even geslapen toen Sophie zelf binnenkwam met de thee? Door haar opgewondenheid zag ze niets aan hem.
- Het gaat dóór van Zwitserland, ze hebben het net besloten.
| |
| |
Alleen heb ik mijn oom nog niet zover, dat...
Ze keek naar het beweeglijke jongetje met zijn stijve flaporen. - Maar dat komt wel goed, mijn tante gaf me een knipoog. Je hebt het wel nodig, Chris, heus.
Ze ging naast hem zitten en legde zomaar haar hand op de zijne, hard en koud, maar dat voelde hij anders, boven zijn jukbeenderen werd zijn huid strak en in zijn haarwortels prikte het.
- Ben je moe? Maar je moet het volhouden, nu Zwitserland... Zal ik zo lang voor je inspringen?
Hij vroeg verwonderd: - Hoe bedoel je?
- In het bestuur..., je vervangen, voor die paar maanden... Haar heldere gezicht werd donkerder van tint, ze sloeg haar ogen neer. - Om je te helpen. Pas toen voelde hij hoe koud en dood haar hand daar lag. Zijn verbazing daarover was groter dan het besef dat hij nu gevaar liep zichzelf te helpen verraden. Want wat kon hem Cicero eigenlijk nog schelen sinds hij zijn vader met die fiets had gezien? De achterdocht tegen Sophie was op dat ogenblik belangrijker dan Cicero zelf. En ineens wist hij, dat Cicero haar enige doel was. Maar waarom in hemelsnaam, als je alles al had op de wereld? Toen zag hij haar, zoals ze werkelijk was, en wist hij alles van haar heerszucht, haar onbevredigdheid, die ze haar hele leven wel niet zou verliezen, hij zag dat duidelijk. En hij wist, dat hij niet om Sophie Wooldrik zelf had gegeven, om haar doorschijnende huid en haar kastanjebruine haar, maar omdat ze hoorde bij de mensen met aanzien en geld. Hij trok zijn hand terug, en terwijl hij het jongetje met zijn potlood nadrukkelijk een teken aanwees, zei hij:
- Ik zal het voorstellen in het bestuur, over twee weken...
- Je moet het helemaal zelf weten, zei Sophie, en zonder om te kijken liep ze naar de deur. De koop was gesloten: zij Cicero, hij Zwitserland. Was het werkelijk zo en niet anders? Gedurende de rest van de middag voelde hij zich hol, en na de lessen had hij geen lust naar huis te gaan. Hij fietste bij Tera langs, en achteloos vertelde hij haar van zijn voorgenomen aftreden.
- Je lijkt wel niet wijs! Je hébt nou toch nieuwe schoenen!
| |
| |
Hou op met die lessen. O Chris!, als zij eenmaal in het bestuur zit...
Hoe kon hij haar zeggen, wat zijn vader en hij in het schuurtje hadden besproken? Dat hij niet eens meer in het bestuur wílde zitten, en dat dit een goede gelegenheid was om met een net gezicht... Hoe kon hij haar vertellen van de valse ruil, die hem in staat zou stellen een paar weken uit die buurt weg te wezen! Droomde hij niet dagelijks van een wit en smetteloos Zwitserland?
- Of heb je nog méér geld nodig, voor ondergoed, voor een nieuw overhemd? Ze liep resoluut naar het ouderwetse kastje en haalde er een blikken sigarendoos uit. - Hier, beneden weten ze er niets van...
- Nee, zei hij, nee, dat moet je niet doen, dat is..., maar hij kon de juiste woorden niet vinden, en om zijn dankbaarheid te tonen, nam hij haar vluchtig bij de magere schouders en zoende hij haar wang. Als ze zich niet met een ruk had afgewend was hij misschien gaan huilen. En als ze niet had geroken naar uitgewerkte specerijen, had hij op dat moment echt van haar gehouden. Maar hij hield van niemand, behalve van zijn vader, die het ook allemaal niet helpen kon. En hij gaf haar het doosje ongeopend terug. Zonder aarzeling. Het ging nu immers helemaal niet om geld.
Twee weken lang bleef daarna alles hetzelfde, Sophie deed vriendelijk tegen hem op school, maar bracht thuis geen thee meer, behalve op de dag van de bestuursvergadering. - Je hebt toch schaatsen, hé Chris? Misschien kun je van mijn broer wel een oud skipak lenen.
- Dat zou fijn zijn, zei hij verheugd. En hij dacht: zou het werkelijk door gaan? Veel later, toen hij al bijna onder aan de trap was, kwam de oom hem na.
- Ik moet plotseling op reis, voor een paar dagen... Hij hijgde van het traplopen, en Chris keek hem verbaasd aan.
- Ja, ik had je..., maar dat kan ik beter nou doen... Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn. - Ik ben vanmiddag op die school geweest..., je hebt de ventjes aardig bijgespijkerd, ze gaan met goeie rapporten naar Java terug, dat staat nu al vast.
| |
| |
Ik had je daarvoor..., en hij nam een biljet. - Dat's voor jou, extra.
Chris zei versuft: - Maar dat hoeft niet...
- Pak aan, jong! En nou de ventjes toch zover zijn, ik bedoel maar, je kunt je tijd ook best gebruiken, zo vlak voor een rapport...
- Maar...
- Nee niks jonge, neem het er maar es van!
- Nou, dank u, zei Chris klein, de groeten aan mevrouw en de jongens.
Toen hij eenmaal op straat stond, had hij één moment de neiging het biljet te verfrommelen en te vertrappen, maar de grootte van het bedrag weerhield hem daarvan en hij vouwde het voorzichtig in zijn portemonnaie, verslagen, het was of alle weerstand uit hem verdwenen was. De planter had hem daar fijn te grazen gehad met zijn joviale gezicht en zijn poenige portefeuille! Maar niet hèm alleen, Sophie óók! Zou ze al die tijd geweten hebben, dat... Maar ze had er stellig niet op gerekend, dat haar oom al zo vroeg een streep door Zwitserland zou halen! En triomfantelijk bedacht hij, dat hij haar nu in zijn macht had, en dat hij die avond op Cicero niets hoefde zeggen. Maar toen zag hij weer zijn vader met die fiets, en onmiddellijk daarop zag hij hem al in de gevangenis. Ze zouden hem aanwijzen op school, ze zouden zich van hem afwenden. Het gaf hem in ieder geval iets van zijn eigenwaarde terug, dat hij die avond in het bestuur verklaarde: - Sophie wou dan wel..., en hij loog erbij: - Want met die bijlessen van me...
Het viel hem tegen, dat er niet sterker werd geprotesteerd. De voorzitter zei: - Dan zal ik Sophie even opbellen..., en toen hij terugkwam, knikte hij geruststellend naar Chris.
Na die avond trachtten Sophie en hij gewoon tegen elkaar te doen, alsof er niets gebeurd was, en als de omstandigheden hen tot een gesprek dwongen, vermeden beiden te praten over Cicero, de oom, de vacantie. Maar nog zelfs na die vacantie bleef ze met haar houding verlegen, niet begrijpend, dat er méér achter het royale gebaar van Chris had gescholen dan een milde afstraffing, die ze geaccepteerd had als prijs voor
| |
| |
haar eerzucht. Jammer alleen voor Chris Ottolander, dat hij zijn overwinning met niemand kon delen. En dat was zíjn tol voor de eervolle wijze, waarop hij zich had gedekt voor een mogelijke catastrofe, in Cicero althans. Hij voelde toen al, dat hij een eenzame jongen zou moeten blijven als hij er werkelijk komen wilde. En dat het geen kwaad kon om niemand te vertrouwen, vooral de mensen met geld niet.
|
|