Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfeuilletonEtym: Fr. blaadje; verkleinvorm van feuille = blad. Oorspronkelijk was ‘feuilleton’ een drukkersterm voor een boekje van één katern van acht bladzijden. Een dergelijk boekje werd in 1779 voor de Journal des Débats (Parijs) gebruikt als bijlage en begin 19de eeuw bij Le Siècle. Het bevatte annonces, mededelingen en soortgelijk materiaal dat niet belangrijk genoeg werd bevonden om in de krant zelf te worden opgenomen. Door dit type materiaal over te hevelen naar de krant zelf, waar het een vaste plaats kreeg, ontstond de latere betekenis van ‘feuilleton’: bijdrage aan een dag- of weekblad, die gewoonlijk in een speciaal kader of onderaan de pagina (bijv. onder een streep) wordt afgedrukt. De inhoud kan zeer gevarieerd zijn, maar behoort gewoonlijk niet tot de normale nieuwsvoorziening van de krant. Tegenwoordig past men de term vooral toe op romans, verhalen of novellen die op deze manier in afleveringen verschijnen. Veel 19de-eeuwse romans zijn oorspronkelijk geschreven om in feuilletonvorm te worden gepubliceerd (feuilletonroman). Beroemd werden de feuilletons van Alexandre Dumas, Eugène Sue en Charles Dickens. In het Nederlandse taalgebied publiceerde Multatuli zijn Millioenenstudieën als feuilleton in Het Noorden (1870). Lit: W. Haacke, Handbuch des Feuilletons, 3 dln (1951-1953) H. Knobloch, Vom Wesen des Feuilletons: mit Studienmaterial, Theorie und Praxis des Feuilletons (1962) A. Boon-de Gouw, ‘Feuilletons in de Rotterdamse pers in de jaren 1880-1920’ in themanummer Literatuur als bron voor sociale geschiedenis, Tijdschrift voor sociale geschiedenis 10 (1984) 3, p. 291-314 K. Korevaart, ‘Teken van verandering: de opkomst van het feuilleton in de Nederlandse dagbladpers’ in Tijdschrift voor tijdschriftstudies (2005) 17, p. 8-19 J. Hemels, ‘Het feuilleton als fenomeen èn fantoom in de Nederlandse journalistiek’ in Tijdschrift voor tijdschriftstudies (2006) 19, p. 15-27.
|
|