Evangelische liederen
(1738)–Johan Deknatel– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
2.Geef dat niets in myn hert en zin,
Als uwe Liefde woone;
O druk ze dog op 't diepst my in,
Zy zy myn Schat en Kroone.
Neem alles weg, werp alles uit,
't Geen my van u wil scheiden,
En niet lyden,
Dat ik, als uwe Bruid,
Mag in uw Liefde weiden.
| |
3.Myn Heiland, gy stond in myn nood,
En hebt myn plaats vervangen,
Gy stierf voor my een Moorders dood,
Aan 't vloekhout opgehangen,
Bespot, bespuwt, verguist, verwondt,
O mogten my uw wonden,
't Allen stonden,
Met Liefd' in 's herten grond
Doorpriemen en doorwonden!
| |
[pagina 106]
| |
4.Uw bloed gestort aan 's Kruices paal,
Is kostlyk, rein, vol zeegen;
Myn hert is als van steen en staal,
Boos, vleeschlyk daarentegen.
O laat uw bloeds doordringb're kragt,
Myn harde hert doorweeken,
Gansch verbreeken,
Op dat ik dag en nagt
Mag van uw Liefde spreeken,
| |
5.O dat myn hert regt open stond,
Dat angstsweet op te vangen,
Dat bloed, dat u om myne zond'
In 't hof droop langs de wangen!
O dat myn hert voor dat Rantzoen
Zich gantsch u toe mogt wyen,
Traanen schreyen,
Gelyk de zielen doen,
Die lievend zich verblyen!
| |
6.O dat ik als een teeder kind,
U weenend na mogt loopen,
Zo lang tot Gy, die Zondaars mint,
Uw armen my deed open!
En uwe dood myn koud gemoed
Met pylen uwer Liefde
Zo doorgriefde,
Dat Gy myn eenig Goed
Mogt blyven, en myn Liefde!
| |
[pagina 107]
| |
7.Ach! trek my dan, zo loop ik na,
Zo loop ik zonder missen.
Ik wensch niets anders vroeg nog spae,
Dan, Jesus, u te kussen.
Ik wensch alleen uit uwen mond
Den Troost voor myne zonden,
En myn wonden,
Op dat ik in den grond
Van vreezen word' ontbonden.
| |
8.Myn Troost, myn Licht, myn Schat, myn Kroon,
Myn hoogste Goed, myn Leeven,
O neem my aan, uw kruis ten loon,
'k Heb my aan u gegeven.
Want buiten u is niets als pyn,
Ik vind hier over alle,
Niets als galle,
Niets dat myn troost kan zyn,
Niets kan my wel gevallen.
| |
9.O Schoonste! Gy zyt al myn lust,
Myn deel, myn ziels-beminde,
Wat is 'er doch, ô bron van rust,
Dat ik in u niet vinde?
Myn Zonnelicht, myn hemelbrood,
Myn Kleed voor Godes troone,
Myne Kroone,
Myn Helper in den nood,
Myn Rots waarin ik woone.
| |
[pagina 108]
| |
10.Waart Gy 'er niet, myn Toeverlaat,
Waar 't beeter nooit gebooren,
En week gy nog met uw genaad',
Waar al myn heil verlooren,
Zo geef my, dat ik u, myn schat,
Regt zoek, en beter maten
Moog' omvaten,
En als ik u gevat,
In eeuwigheit niet laten.
| |
11.Gy hebt my altyd trouw bemint,
Getrokken op uw weegen,
Eer ik nog had iets goed bezint,
Waart gy tot my genegen.
O goede Herder, laat niet na,
Door Liefde my te leiden,
Te geleiden,
En dat zy vroeg en spae
Voortaan my stae ter zyden.
| |
12.O wilt myn stand, myn gansch bestaan,
Door uwe Liefde zieren,
En zo ik ooit mogt dwaalen gaan,
Terstond te regte stieren:
Laat zy my altyd goeden raad,
En regte werken leeren,
U ter eeren,
Of ziet gy eenig kwaad,
Een gunstig woordje hooren.
| |
[pagina 109]
| |
13.Zy zy myn vreugd' in treurigheit,
In swakheit kracht en leeven,
En als ik, na volbragten stryd,
My zal ter rust begeeven.
Laat, Jesus, uwe liefdes hand,
Waarop ik my durf wagen,
M'onderschraagen,
En uit dit vreemde Land
Ter heerlykheit indragen.
|
|