Raponsje (rapunzel)
Een kinderloos echtpaar woont naast een heks. Vanuit hun achterraam kunnen zij in de tuin van de heks kijken. De vrouw wordt zwanger en krijgt een onbedwingbare zin in de rapunzels (planten die tot salade verwerkt kunnen worden) die in de tuin van de heks groeien. Ze vraagt haar man er een paar voor haar te halen. Hij doet dat, maar wordt bij de tweede keer door de heks betrapt. Ze zegt hem dat zij hem zal sparen en dat hij alle rapunzels uit haar tuin mag hebben, als hij belooft om zijn kind dat binnenkort geboren wordt, aan haar af te staan. Uit angst stemt hij daarmee in.
Zodra zijn dochter wordt geboren, haalt de heks haar op. Raponsje groeit bij haar op. Wanneer ze twaalf jaar wordt, sluit de heks haar op in een toren midden in een bos, zonder deur en trap met alleen een klein raampje bovenin. Ze bezoekt Raponsje iedere dag. Om bij haar te komen, vraagt ze Raponsje haar lange goudblonde haar naar beneden te laten zakken, waarlangs ze vervolgens omhoog klimt.
Op een dag ziet een jonge prins dit. Hij doet hetzelfde verzoek als de heks en geraakt zo in de torenkamer bij Raponsje. Wanneer de heks hun relatie ontdekt, verbant ze Raponsje naar een onherbergzaam oord. De prins springt uit wanhoop uit de toren, wordt blind en doolt jaren rond. Tenslotte vindt hij Raponsje. Haar tranen vallen op zijn ogen, waarna hij weer kan zien. Ze leven met hun kinderen nog lang en gelukkig.
Het sprookje (at 310, ‘The Maiden in the Tower’) komt voor in de Kinder- und Hausmärchen van de gebroeders Grimm als ‘Rapunzel’ (nr. 12) en is een bewerking van een schriftelijke versie die zij in de Kleine Romane (1790) van Friedrich Schulz gevonden hadden. Zij dachten dat het sprookje bij Schulz uit de Duitse mondelinge overlevering stamde. Later is gebleken dat de versie van Schulz een vrije vertaling is van het Franse sprookje Persinette (Peterselie) van Charlotte-Rose de Caumont de La Force (ca. 1654-1724), verschenen in de Cabinet des Fées. De vroegste versie komt voor in de Pentamerone (1634-36) van Basile (ii, i, ‘Petrosinella’). Jacob Grimm heeft hieruit het motief overgenomen dat het echtpaar vanuit een achterraam uitzicht heeft op de tuin van de heks. Het sprookje is voornamelijk in Midden- en Zuid-Europa en het Midden-Oosten bekend. De Duitse versies gaan allemaal terug op die van de gebroeders Grimm. In Nederland is het in de mondelinge overlevering niet aangetroffen, in Vlaanderen driemaal. Een groot verschil tussen de meeste mondelinge versies en die van de gebroeders Grimm en La Force betreft het slot van het sprookje. In de mondelinge versies brengen Raponsje en haar prins zich door middel van de magische vlucht uit de toren zelf in veiligheid. In de versie van La Force, geschreven in de traditie van het literaire feeënsprookje, speelt de fee, bij de gebroeders Grimm de heks, een actievere rol. Zij is het die Raponsje naar een afgelegen plek brengt en tenslotte haar, haar prins en hun beide kinderen uit hun benarde positie verlost. De gebroeders Grimm hebben de rol van de fee vooral in dit slot afgezwakt ten gunste van de inbreng van de heldin.
ton dekker
teksten: khm nr. 12.
studies: at 310; bp i, pp. 97-99; em vii, kol. 791-797; Lüthi 1960; De Meyer 1968, p. 3; Mieder 1985, pp. 45-56; Rapunzel 1993; Scherf 1995, ii, pp. 940-942, 964-973; Uther 1994.