Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |||||||||||||||
32
| |||||||||||||||
ToelichtingVan de zeven opgenomen varianten en de vele varianten in brieven en liedschriften waarover we beschikken zijn er niet twee aan elkaar gelijk; telkens opnieuw werd dit streekgebonden lied aan de actualiteit aangepast. Zo zong bijvoorbeeld mevrouw J. Geerling-Zwiers uit Gasselte, bij wie we in 1966 het lied opnamen, in plaats van de Leek: Börkomnij, de dialectnaam voor Borgercompagnie. Uit de melodieën van het tweede en derde voorbeeld blijkt dat het ook als danslied werd gebruikt. Voorbeeld C is de meest verspreide versie. | |||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||
1
Moeder die liep laatst met haar dochter op straat
Van je romp slomp slomp,
Moeder liep laatst met haar dochter van je hee
Dochter van je ha
De dochter op straat.
2
Zij sprak moeder wat word ik raar
Van je romp slomp slomp,
Zij sprak moeder wat word ik van je hee
Wat word ik van je ha
Wat word ik raar.
3
Maak maar gauw wat kofje klaar
Van je romp slomp slomp,
Maak maar gauw wat kofje van je hee
Wat kofje van je ha
Koffie klaar.
4
Toen kwam nog de mooiste grap
5
Moeder die moest om een lienkoekspap
6
Die moest ze hebben al op haar lijf
7
't Lijf bleef zitten gelijk een steen
8
Moeder die moest om Van Velsen heen
9
Toen Van Velsen daar aan kwam
10
Vlak voor 't bed en daar bleef hij staan
11
Hij sprak: vrouwtje gij weet het niet
12
Wat er met je dochter al is geschied
13
Morgen zal het wel beter zijn
14
Dan heeft zij een jonge zoon
15
Of een kleine dochter schoon
16
Moeder sprak: dat grote dier
17
Die moest in een huisje van plezier.
| |||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||
Gezongen door Bontje Dalman-Douma (1894-1979) te Buitenpost. Mevrouw Dalman vertelde dat zij dit lied geleerd heeft van een jonge baas, die tijdens het werk op het land koffie klaarmaakte voor zijn personeel. Telkens wanneer hij koffie begon te malen, zette hij dit lied in. Wanneer het lied uit was, was hij ook klaar met koffie malen. Zie bijlage 3 en lied 30A voor meer gegevens over mevrouw Dalman. | |||||||||||||||
B. 't Was op een oudejaarsavond laat, avond laatOpname 4 maart 19681
't Was op een oudejaarsavond laat, avond laat
Dat er een sjees reed langs de straat,
't Was op een oudejaarsavond laat
Dat er een sjees reed langs de straat.
2
Wie zich daar in die sjees bevond, sjees bevond
Dat was ons Geesje dik en rond.
3
Ze brachten haar naar haar ouders huis, ouders huis,
Ja mensen 't was voorwaar een kruis.
4
Ze sprak: ach moeder wat word ik raar, word ik raar,
Zet mij toch gauw een kop koffie klaar.
6
Toen moest ons Janmantje vlug ter been, vlug ter been
Gauw naar Schildwolder dokter heen.
| |||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||
7
De dokter die kwam er al lopend aan, lopend aan
Vlak voor het bedstee bleef hij staan.
8
Zeg moeder, weet gij wat uw dochter scheelt, dochter scheelt?
Zij heeft teveel met de jongens gespeeld.
9
Dus meisje pas nou maar op je eer, op je eer,
Wat eenmaal weg is komt nooit weer.
Zeg meisjes past nu maar op uw eer
Want wat eens weg is komt nooit weer.
De zangeres Janna Weitering-Bos (1883-1976) te Groningen werd geboren in Noordbroek waar ook haar ouders vandaan kwamen. Haar dochter, mevrouw T. Schut-Weitering, vertelde ons dat haar moeder in haar jeugd de liederen thuis en van kennissen had geleerd. Die liederen waren daar toen algemeen bekend. Ze behoren nu tot de grote zeldzaamheden in onze collectie. Mevrouw Schut kan zich herinneren dat de liederen door haar ouders samen met de kinderen gezongen werden. Dat was rond 1920. | |||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||
Die had een dochtertje lief en schoon
Die beminde de Leekster kroon.
3
Maar zodra als haar moedertje dit vernam, dat vernam
Dat er een vrijer uit Holland kwam
Zette zij gauw er een stoel met mat,
't Was al waar die schone jonk vrijer op zat.
4
Maakte zij gauw er wat kalvernat, kalvernatGa naar eind**
't Was al waar die schone jonk vrijer van at.
Maakte zij gauw er wat kalvernat
't Was al waar die schone jonk vrijer van at.
5
Maar negen, tien maandjes kort daarna, kort daarna
Werd er dat meisje zo vreselijk raar.
Negen tien maanden kort daarna
Werd er dat meisje zo vreselijk raar.
6
Zij sprak: o moederlief wat word ik raar, word ik raar,
Maak er mij gauw er wat koffie klaar.
Zij sprak: o moederlief wat word ik raar,
Maak er mij gauw er wat koffie klaar.
7
Moeder die was er ook vlug ter been, vlug ter been
Dat er die snelde naar Schooneveld heen.
Schooneveld kwam er al lopend aan
Vlak voor haar bedje daar bleef hij staan.
8
Hij sprak: o moederlief ziet gij 't niet, ziet gij 't niet
Wat er met je dochter is geschied?
Hij sprak o moederlief ziet gij 't niet
Wat er met je dochter is geschied?
9
Zij moet gaan baren een jonge zoon, jonge zoon
Als een dochter fraai en schoon.
Zij moet gaan baren een jonge zoon
Als een dochter fraai en schoon.
10
Heeft ze dat kind daar neergeleid, neergeleid
Als een troon vaarwel gezeidGa naar eind***
Heeft ze dat kind daar neergeleid
En voor heel wel vaarwel gezeidGa naar eind***
| |||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||
11
Nu kan men zien wat die jongens zijn, jongens zijn
Mooi voor het oog maar vals van schijn.
Nu kan men zien wat die jongens zijn
Mooi voor het oog maar vals van schijn.
12
Nu kan men zien hoe de meisjes zijn, meisjes zijn
Hoe gauw ze te verleiden zijn,
Ze zijn nog minder dan een dier
Moeten naar 't huisje van plezier.
De zangers zijn Sjoukje van der Heide-Jager (geb. 1913 te Harkema Opeinde) en Jacob Geert van der Heide (1908-1983) te Rottevalle. In 1965 werd het echtpaar door buren via een briefkaart aangemeld om aan het radioprogramma Onder de groene linde mee te werken, uiteraard nadat zij daarin toegestemd hadden: ‘...laat ik U weten dat mijn buren U nog wel aan enige oude liedjes zouden kunnen helpen, die zij vroeger geregeld zongen met hunne ouders op de arme Friese heide rondom Harkema Opeinde en Houtigehage...’ Mevrouw Van der Heide kwam uit een gezin met dertien kinderen waar bittere armoede heerste. In de wintermaanden waren er geen inkomsten. Om te illustreren hoe erg het was, vertelde ze dat de kinderen niet wisten wat brood was. In deze jeugdperiode leerde ze haar liederen. Haar echtgenoot Jacob van der Heide handelde in lompen en metalen. Het echtpaar kende vaak armoede. Het werd iets beter toen er handel kwam in boerenantiek. De heer Van der Heide kwam met veel mensen in contact en kon goed vertellen over het leven in deze streek. Zelf kwam hij uit een gezin met tien kinderen. Zijn vader werkte als baggelaar in het veen. Tijdens zijn werk is hij verdronken. Vrouw en kinderen zijn toen zoals mevrouw Van der Heide dat noemde, ‘levend verhongerd’. | |||||||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||||||
KaartZie de volgende pagina. | |||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||
|