Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |||||||||||
III
| |||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||
30
| |||||||||||
ToelichtingZoals van de meeste liederen weten we ook van dit lied niet waar of wanneer het is ontstaan. We weten wèl dat het voorkwam in het repertoire van Klein JanGa naar eind1. (Mooy Saertje is je moeder niet thuis), dat het vanaf het begin van de achttiende eeuw al zo bekend was dat het als wijsaanduiding (Van mooy Saertje) kon worden gebruiktGa naar eind2., dat het honderd jaar daarna nog steeds graag werd gezongen en dat het onomwonden taalgebruik in het lied Hoffmann von Fallersleben ertoe bracht het op zijn lijst met aanstootgevende liederen te plaatsenGa naar eind3.. Ter vergelijking met de drie opgenomen varianten drukken we een oudere versie van het lied af uit Thirsis Minnewit (II, Amsterdam 1750), met een melodie uit de Oude en Nieuwe Hollantse Boeren Lietjes en ContredansenGa naar eind4.: Vermaakelijk Lied
Op een Nieuwe Voys Mooy Saartje is jou Moeder niet t'huys,
Tussen den Haag,
Och neen! Fransman komt vry in Huys,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
| |||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||
Zy zetten den Fransman eenen Stoel,
Tussen den Haag,
En zy wierp hem daar een Kussen toe,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Het Kussentje was van buyten Zy
Tussen den Haag;
En van binnen was het fel fenijn:
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Hy nam mooy Saartje by der hand,
Tussen den Haag,
En hy smeet haar op het Ledikant,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
De Moeder uyt de Kerke kwam,
Tussen den Haag,
De Fransman daar van 't Bed af spran
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
De Moeder die nam een dikke Stok,
Tussen den Haag;
En sloeg de Fransman op zijn Kop:
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Och liefste Moeder houd op van slaan!
Tussen den Haag,
Of ik wil met de Fransman gaan:
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Hy nam mooy Saartje by der hand,
Tussen den Haag,
En hy gink 'er mee na 't Franze-land,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
O lieve Fransman ik ben zo ziek,
Tussen den Haag,
Sterven moetje, beterje niet:
| |||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Negen Maanden na dezen Dag,
Tussen den Haag,
Mooy Saartje in het Kraam-bed lag,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Maar toen dat Kind ter Waereld kwam,
Tussen den Haag,
Men deed 't een Spanjaards Broekjen an,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Een Spanjaards Broekje en geel kruld Haar,
Tussen den Haag,
Puur of het dezelfde Fransman waar,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Zal dat Kind zijn gelijk de Vaar,
Tussen den Haag,
Dan zal het zijn een Sneukelaar,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Zal dat Kind zijn gelijk de Moer,
Tussen den Haag,
Dan zal het zijn een mooye Hoer,
Tussen den Haag en Leye, Leye, Leye,
Tussen den Haag en Leydzen-dam.
Thirsis Minnewit II
| |||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||
Lied
| |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
10
En het vierde kind dat er van kwam
Die had Spanjoor zijn petsjen op,
11
En het vijfde kind dat er van kwam
Die had twee bruinen ogen en een zwart bos haar,
12
En lijkt dat kind niet op haar moer?
Het is ja dezelfde grootste hoer.
Bontje Dalman-Douma (1894-1979) te Buitenpost werd geboren in Kollumerzwaag. Haar ouders namen haar van jongs af aan mee om seizoenarbeid te verrichten op de Groninger Klei. Mevrouw Dalman kende uitzonderlijk veel liederen. Ze schreef voor ons ruim 200 liederen op. We legden ruim 40 liederen op de band vast. Ze was overigens niet in het bezit van liedboekjes en liedschriften, ze kende alles uit het hoofd. Verder hebben we enkele uitvoerige gesprekken met haar opgenomen over haar jeugd, haar familie, het leven in Kollumerzwaag, koppelarbeid, geloof en bijgeloof. Ze heeft ons ook veel brieven geschreven. Haar liederen en een deel van haar verhalen leerde ze van haar ouders en van koppelarbeiders. Zie bijlage 3 voor meer gegevens over haar. | |||||||||||
Opname 12 maart 19701
Ik kwam eens door een stille stad
Trim tram troelala,
Ik kwam eens door een stille stad
Trim tram troelala.
| |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
2
Daar zag ik een lief meisje staan.
3
'k Sprak: meisje mag ik met jou verkeren,
4
Dan zal ik jou de mazurka leren.
5
Toen zijn ze naar de schuur gegaan,
6
Daar hebben ze tezaam de mazurka gedaan.
7
Maar eind'lijk kwam de moeder thuis
8
En die nam vlug de bezemstok
9
En sloeg de mazurka op zijn kop.
10
Negen maandjes en een dag
11
Toen kwam de mazurka voor den dag.
Dit lied namen we in 1970 op bij Petronella Robbeson-van Peer (1905-1981) te Etten, geboren in Zeppe. Haar liederen leerde ze van haar ouders. Later zong ze ze met haar eigen gezin, in de avondschemering rondom de kachel. Toen we enkele jaren later weer contact met haar opnamen, reageerde ze enigszins afwerend en zei ze dat men dit soort liederen niet serieus moet nemen. | |||||||||||
Opname 10 november 1970 | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
1
Er liep een meisje langs de straat
Links rechts troelala,
Er liep een meisje langs de straat
Hoeladiee.
2
Een aardig heertje kwam voorbij.
3
Zeg meisje is je moeder thuis.
4
Mijn moeder is naar de kerk gegaan.
5
Het meisje wipte de bedstee in.
6
Het heertje wipt haar achterna.
7
Toen kwamen haar vader en moeder thuis.
8
Ach vader wil hem toch niet slaan.
9
Hij heeft zo goed zijn best gedaan.
10
Na negen maanden en een dag.
11
Toen kwam de kleine Janneman.
12
Maar Janneman kwam niet alleen
Hij nam ook nog een zusje mee.
Gezongen door Maria Johanna Slok-Vleeming te Bovenkarspel, geboren in 1916 te Amsterdam. Zij volgde de driejarige opleiding voor coupeuse en werkte van 1931 tot 1941 in diverse kledingateliers in Amsterdam. Hier werd vaak de hele dag gezongen en leerde zij veel liederen. Zie voor meer gegevens over haar bijlage 5. | |||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
Vermeldingen/LiteratuurBlyau/Tasseel 1962, 264-266, 309-310; Hiel 1931, 112; Hoffmann 1833, 76-77; Kossmann 131. |
|