Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||||||||||
ToelichtingNaar alle waarschijnlijkheid werd dit lied gezongen en mogelijk ook gemaakt door Klein Jan, een welhaast legendarische straat- en marktzanger die op het eind van de zeventiende en in het begin van de achttiende eeuw met zijn liedjeswagen door Amsterdam trok en daar elke Maandag op de Botermarkt en elke Zaterdag op de Dam zijn nieuwste liederen ten beste gaf. In een aan deze Klein Jan, die in werkelijkheid Pieter de Vos heette, toegeschreven verzameling liedbladenGa naar eind1. komt een lied voor met de titel Een ontdekte Vrysters-klagt, waarvan de eerste regel luidt: Ik hoorde lest drie meysjes klagen en dat als wijsaanduiding heeft: Ik kwam lest over de Doelen. Het belangrijkste verspreidingsgebied van het lied is, althans wat onze opnamen betreft, gelegen rond de rivier de Maas. | |||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||
1
Het was eens op enen avond laat,
Kwam ik over een straatje gegaan.
Daar vond ik vriendinnetjes bij elkaar,
Drie jonge meisjes staan
En die spraken tegen elkaar
Over die minnerij voorwaar.
En ik bleef daar een weinig staan
En hoorde dat praatje eens aan.
2
Het oudste meisje van die drie
Dat sprak geheel bedrukt:
Een minnaar voorwaar die krijg ik niet
En daarover liet zij ene zucht.
En zij riep met een droef geschrei:
Het zal wel weer haast kermis zijn
En om dan weer te blijven in huis,
Is dat niet een droevig kruis?
3
Het tweede meisje [sprak daarna:
Ik word hier nooit de bruid
Maar ik geef er de weerga aan,
Ik trek het land hier uit.]Ga naar eind*
'k Ga liever naar een ander land
Waar ik kan krijgen een man.
Al ben ik hier nog twintig jaar,
Ik krijg gene man voorwaar.
4
Het derde meisje [sprak daarna:
Ik blijf hier nog een jaar.
De liefde gaat er de wereld niet uit,
't Fortuin kan draaien raar.]Ga naar eind*
| |||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||
Er komen zes ripseGa naar eind** in een jaar,
Vier van de zon en twee van de maanGa naar eind***
En daar nog bij een schrikkeljaar.
Wij hebben nog kans voorwaar.
Johanna Verlaak-Gommans (geb. 1892) te Helden. Zie lied 1 voor meer gegevens over haar. | |||||||||||||
Opname 1 april 1970 (eerste van de zeven opgenomen strofen)1
Het was eens op enen zondag laat,
Kwam ik er's door een straatje gegaan
En ik vond er, vriendjes, metterdaad
Drie jonge meisjes staan.
| |||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||
Tieraralalalalalala, tieralalalalalala,
Tieralalalalalalalalalalalalalala.
En ik vond er, vriendjes, metterdaad
Drie jonge meisjes staan.
Willem Beinsberger (1898-1985) te Rekem was in Bocholt (België) depothouder van Bocholtbier. Hij leerde zijn liederen van oudere mensen en familieleden en van militairen in de periode 1914-1918. Hij zong bij voorkeur wanneer hij met de bierkar onderweg was. | |||||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||||
Vermeldingen/LiteratuurKossmann 1938-1939. |
|