heid van eenzaam mensch en mij, waar ik de kans liep niet begrepen te worden, aan Uw bespotting bloot gesteld. En nochtans vroeg ik Uw medelijden niet.
Ik heb alleen geleden en gevochten voor mijn leven met alle middelen die mij ten dienste stonden, zonder mezelf te sparen en zelfs zonder mij af te vragen of anderen, feilbare menschen zooals ik, het recht hadden een oordeel over mij te vellen. God alleen weet het, maar het voor U liggende geschrift is een smartvolle, vernederende erkenning van dit recht.
Thans echter vraag ik Uw medelijden. Ik, haar moordenaar, moet spreken over de vrouw die ik lief had, ik moet bewijzen dat wat ik deed, niet gebeurde in een aanval van verstandsverbijstering en dus zal ik moeten aantoonen, dat mijn daad niet die van een krankzinnige, maar van een geestelijk gezond mensch was. Het zal een moeilijke, wellicht onmogelijke taak zijn dit aannemelijk te maken, niet omdat ik daartoe niet bij machte ben en eveneens niet omdat mijn daad onvereenigbaar zou zijn met het gedrag van iemand die niet gek is. Ik ben volkomen in staat mijn daad te rechtvaardigen en een heldere uiteenzetting te geven van de psychologische oorzaken die daartoe hebben geleid en zulks op grond van feiten en waarnemingen, die U waarschijnlijk in verbazing zouden brengen, omdat zij een geheel nieuw licht werpen op het wezen der psychiatrie.
Ik kan echter niet, mijn lippen zijn gebonden; ik heb mezelf den plicht tot zwijgen opgelegd. Denk niet dat ik, uit innerlijk geloof aan eigen onmacht thans mijn toevlucht tot een minderwaardige leugen neem, denk niet dat ik, aan het einde van deze zelfverdediging gekomen, mijn heil zoek in een wanhoopsdaad en mij tracht te redden door een minderwaardige uitvlucht.
Wat ik thans zeg is waar, dit zult Gij zonder meer moeten gelooven, omdat ik helaas niet in staat ben het te bewijzen. Waar het mezelf betrof kon ik, zij het vaak met bovenmenschelijke moeite, mijn innigste geheimen voor U bloot leggen, waar het echter over Natasja gaat, moet ik zwijgen. Een uiteenzetting van de motieven die mij tot mijn daad brachten, zou het onvermijdelijk maken Natasja's zieleleven