[Vooraf]
Zeventien jaar geleden, toen ‘Waarom ik niet krankzinnig ben’ verscheen, kende niemand den schrijver van dit boek. Op het oogenblik weet iedereen met eenige belangstelling voor de Nederlandsche roman, dat Boris Robazki nooit bestaan heeft, maar dat destijds een jong Nederlandsch romancier zich van dezen naam bediende, om een door hem geschreven roman voor een uit het Russisch vertaald werk te doen doorgaan.
Nu de tweede druk van dit boek onder mijn eigen naam verschijnt, wil ik lezers, die daarin belang mochten stellen, gaarne vertellen wat de aanleiding was tot deze mystificatie en hoe ik er toe kwam een niet bestaanden Rus het vaderschap van dit geesteskind op den hals te schuiven. Het gevalletje is niet zeer belangrijk, zelfs niet als wij voor de dingen des levens minder indrukwekkende maatstaven aanleggen dan de atoombom of de dreigende derde wereldoorlog, maar na een vijfjarig verblijf in de rumoerige en bloedige arena der historie, kan het weldadig zijn even te rusten en aandacht aan kleinigheden te schenken.
Voordat ik ‘Waarom ik niet krankzinnig ben’ schreef, had ik een paar romans, eenige verhalen, schetsen en artikelen gepubliceerd. Het waren geen meesterwerken en in geen dezer publicaties had ik het litteraire peil van ‘Waarom ik niet krankzinnig ben’ bereikt, maar het was werk dat naast de karakteristieke tekortkomingen van den beginner, ook verdienste bezat en talent verried. De ontvangst, welke mijn publicaties gekregen hadden was slecht; ik was teleurgesteld en ontmoedigd. Het was triest tot de ontdekking te moeten komen, dat al mijn inspanning tevergeefs geweest was, dat eenige jaren van hard werken tot niets geleid hadden en dat ik even ver was als aan het begin. Voor de redacties der letterkundige bladen scheen ik niet te bestaan, in de groote dagbladen kreeg ik, voor zoover deze mijn werk niet doodzwegen, een paar afbrekende critieken en alleen een paar provinciale kranten gaven