Indra Kamadjojo
I
De uitvoering, door Indra Kamadjojo woensdagavond in de kleine zaal van het Concertgebouw gegeven, droeg een tweeslachtig karakter, daar de toelichting op de dansen meer tijd in beslag nam dan de dansen zelf.
Waar werden wij eigenlijk op vergast, op danskunst voor volwassenen dan wel op onderwijs voor beginnelingen? De dansen werden tweemaal gedanst, de tweede maal in vertraagd tempo met toevoeging van mondelinge verklaringen van de afzonderlijke handhoudingen, gestes, kostuums, folklore en zelfs Indische ethiek. Dit neemt niet weg, dat verschillende dezer commentaren niet van belang ontbloot waren voor wie snakt naar meerdere kennis in deze zaken.
Wat de dansen zelf betreft, die, zoals gezegd, door de toelichtingen dreigden overwoekerd te worden, heb ik de indruk, dat hun de westerse invloeden, anders dan bij Jodjana bijvoorbeld, niet ten goede zijn gekomen.
Het meest te appreciëren leken mij de Javaanse ‘Kembangan’, een gestileerd tweegevecht en de Balinese dans van de herdersjongen, waarin Kamadjojo met gratie en zonder pretentie zijn kunde had tentoongespreid. In de andere dansen dragen de westerse invloeden te zeer het sensitivistische, nevelige karakter, dat men hier in Amsterdam en elders, zonder veel boosaardigheid overigens, ‘Haags’ pleegt te noemen.
Ik geloof dat minder raffinement, ofte wel meer eenvoud, de danskunst van Indra Kamadjojo zeer ten goede zou komen.