De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
a: Drukken tot 15401. [ca 1518] - Antwerpen - Willem Vorsterman - (NK 1089). 2. Engelse bewerking: [ca 1518?] - Antwerpen - Jan van Doesborch - (NK 3905). | |
b & c: Herdrukken en literatuurFacsimile: [Leendertz P... Jr.], die Waerachtige ende || Een seer wonderlijcke Historie van Mariken van || nieumeghen die meer dan seuen iaren || metten duuel woende ende verkeerde ||, ('s-Gravenhage, 1904). Verder: Beuken W.H., Die waerachtige ende een seer wonderlijcke historie van Mariken van Nieumeghen, (Klassiek Letterkundig Pantheon), Zutphen, 1931. Leendertz P... Jr., Mndl. dramatische Poëzie, (Bibl. Mndl. Lett.), Leiden, (1907), tekst pp. 277-328 en afdruk pp. 473-487 van het historielied. Mariken van nieumeghen. Reproductie van de postincunabel..., met bijdragen door A.L. Verhofstede, J. van Mierlo en Luc. Debaene, Antwerpen, [1950]. Engels: Mary of Nimmegen. A facsimile reproduction of the copy of the English version in the Huntington Library. With an introduction by Harry Morgan Ayres and Adriaan Jacob Barnouw, Cambridge (Mass), 1932. | |
c: Verdere literatuurVan bijzonder belang voor het probleem ‘volksboek’ of ‘toneelstuk’ zijn de volgende artikels: Barnouw A.J., Mary of Nimmegen, in The Germanic Review, VI (1931), pp. 69-84. Beuken W.H., Mariken's Eerherstel, in TTL, XIX (1931), pp. 111-122 met een Naschrift, p. 122. B[urger] C.P... Jr., Een nieuwe studie over Mariken van Nieumeghen, in HB, XVIII (1929), pp. 104-110. Kronenberg M.E., De houtsneden in Mariken van Nieumeghen en het Engelsche volksboek, in HB, XVIII (1929), pp. 177-186. Id., Het Mirakelspel van Mariken van Nieumeghen en het Engelsche volksboek, in NT, XXIII (1929), pp. 24-43. Kalff G., Het proza in Marieken van Nimweghen, in TNTL, XXXIX (1920), pp. 130-134. Leendertz P... Jr., Mariken van Nieumeghen, in TNTL, XXXVII (1918), pp. 241-259. Maximilianus P. ... o.f.m. cap., Over vorm en auteur van Mariken van Nieumeghen, in TNTL, LXVIII (1950), pp. 161-179. Mierlo J. van, Studiën over Anna Bijns, in Sprokkelingen op het gebied der Middelnederlandse poëzie, Kon. Vl. Acad., Gent, 1950, pp. 130-171. Id., Over vorm en dichter van Mariken van Nieumeghen, in VMA, 1949, pp. 1-29. Proctor R., Jan van Doesborgh, no 18, pp. 30-31. Roose L., Is Anna Bijns ook de auteur van volksboeken, met name van Floris ende Blanceflour en Mariken van Nieumeghen? Overdruk uit Jaarboek van ‘De Fonteine’, 1950, pp. 42-54. | |
[pagina 260]
| |
Walch J.L., Nog eens: het proza in Mariken van Nieumeghen, in TNTL, XL (1921), pp. 220-231. Wolthuis G.W., Het proza in Mariken van Nieumeghen, in NT, XLII (1949), pp. 241-245. Worp J.A., Is de Mariken van Nieumeghen geschreven om vertoond te worden?, in TNTL, XXXVI (1917), pp. 152-157. Verdere vrijwel volledige bibliographie, cfr: Eeghem Willem van, Proeve van een naar tijdsorde opgemaakte bibliographie over Mariken van Nieumeghen, in VMA, 1942, pp. 435-448. | |
d: KarakteristiekDrama in verzen, met enkele fragmenten in proza, waarbij ‘die prologhe’ en kapittelopschriften. Het stuk zou ca 1490? ontstaan zijn. In die vorm is het - volgens onze bepaling - zeker geen prozaroman. De Engelse bewerking is echter geheel in proza en ongetwijfeld een prozaroman te noemen; ‘daar ze enkele in de Vorstermandruk kennelijk ontbrekende plaatsen wèl bevat, is deze bewerking niet geschied naar een exemplaar van laatstgenoemde druk’ (edit. Beuken, p. 4). Steeds is het proza in de Ndl. tekst een voorwerp van betwisting geweest, de enen menend dat het oorspronkelijk bij het stuk hoorde, de anderen dat het slechts met het oog op de druk er was bijgevoegd. In onze studie hoeven we daar niet op in te gaan, zolang men blijft vertrekken van een ‘toneelstuk’ wat met name Worp, Leendertz, Kalff en Walch ook deden. Daartegenover ontwikkelde M.E. Kronenberg de volgende theorie: ‘In strijd dan met wat tot nu toe de communis opinio is geweest omtrent de verhouding van Engelsche en Nederlandsche tekst, is mijn indruk, dat ze onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan, maar wel beide afstammen van eenzelfde Nederlandsche proza-verhaal. Die stamvader is tot op 't huidige oogenblik niet teruggevonden en 't is de vraag, of hij ooit opgespoord zal worden. Volksboeken, vooral als ze mooi worden gevonden, hebben een ephemeer bestaan. Maar de inhoud van de Nederlandsche proza-Mariken is volmaakt te reconstrueeren, dank zij de Engelsche tekst, die er waarschijnlijk de letterlijke vertaling van is. Iets verder af staat dan weer onze Nederlandsche gedramatiseerde Mariken en toch bewaart ook dit spel nog rechtstreeksche overblijfselen van het verloren prozaverhaal. De veelbesproken stukken in proza houd ik niet voor latere invoegsels, maar integendeel voor fragmenten van het oorspronkelijke Nederlandsche verhaal, die de tooneelbewerker niet kon ontberen. Hier en daar heeft hij ze klaarblijkelijk iets gewijzigd en bekort’ (NT, pp. 26-27). Dit geestdriftig betoog werd evenwel duchtig afgetakeld door Barnouw (The Germ. Rev.) en Beuken (TTL), die de hoge waarde van het Ndl. spel als zodanig verdedigden en één voor één de hypothetische verklaringen van Kronenberg op de korrel namen en zeer aan het wankelen brachten. Terecht wezen zij op een ander toneelvolksboek, Jan van Beverley, waar proza-stukken en kapittelopschriften de gedramatiseerde verzen onderbreken (zoals dit ook bij De verloren sone het geval is - cfr hierboven en hieronder voor deze volksboeken), waarbij Barnouw dacht te kunnen aantonen (l.c., pp. 78-79 - door Wolthuis bestreden!) dat er evenals in Jan van Beverley sporen van rijmen in het proza zijn terug te vinden die wijzen op aanvankelijke verzen. Misschien is zijn opinie (p. 81) juist dat deze teksten aldus voor de druk werden aangepast, omdat de lezers nog niet gewoon waren aan toneelstukken in boekvorm. Deze uitgaven waren bestemd als lectuur, niet als tekstboek voor een vertoning, en dat zal de reden zijn waarom zij aldus werden uitgegeven, waarbij herinneringen aan een opvoering de prozaschrijver kunnen geleid hebben (cfr over dit laatste reeds Leendertz, Mndl. Dram. Poëzie, pp. CXXIV-CXXVII). Van Mierlo meent echter dat de tekst zoals wij hem bezitten van eerst af werd bedoeld als leesboek. Anna Bijns zou de auteur zijn. P. Maximilianus bestrijdt echter Van Mierlo's argumenten, en Roose verwerpt in het bijzonder Anna Bijns' auteurschap. In ieder geval is het resultaat wel een soort ‘volksboek’ geworden, doch geen ‘prozaroman’, al komt deze historie toch dicht bij dit genre (het grootste deel is alleszins in verzen, niet in proza!). |
|