| |
| |
| |
Weekend in Scheveningen
Wie thuis hoort bij de rijken,
En zich moet laten kijken,
En op de pier moet zitten,
Wie een auto moet besturen.
Al zou hij 'm één dag huren,
‘Sag George, als ik naar Nice ga,
Dan stuur ik jou een kaartje,
Ik maak nog een boulevardje.’
Of, wie in het luxe bad zwemt,
En daarna naar de stad tramt,
Die weet wat ‘knal’ en ‘chic’ is,
Maar... niet wat romantiek is.
Doch wie op scheve schoenen,
Gespeend is van miljoenen,
Kan, desnoods met een krant aan,
Eens naar het stille strand gaan,
Waar het zo gezellig druk is,
Waar kinderen kuilen graven,
Waar mensen eerlijk, zweten,
Waar badcostuums te huur zijn,
Die ‘pas’ voor elk figuur zijn.
En menigeen zegt: ‘Lieve schat,
Ik heb een goede week gehad.’
| |
| |
Ik breng mijn weekend door met jou in Scheveningen.
De zee is lauw, de lucht is blauw in Scheveningen.
Daar kan je braaien in het zand,
Met een ijsco in je hand,
Zo samen aan het stille strand in Scheveningen.
Dat hoor je aan hun speechen,
Met pakjes brood op fietsen,
En schoongewassen voeten,
Omdat ze ‘baaien’ moeten,
Eet smakkend zure stokken,
Ma slaakt coquette gillen,
Waarvan de duinen trillen,
Pa heeft zich aangekleed en
Op Ma d'r stuur gebonden.
Ma zegt: ‘'t Is nonchalance,
Omdat je sting te sjanse,
Hiernaast op dat nekijve,
Jij weet nooit heer te blijven!’
Ma wenst hem enkele rampen,
Van koorts tot lichte krampen,
Pa zegt: ‘Als het nou moet, schat,
Dan fuif ik op een bloedbad,
Ben je dan pas tevree, Klier,
Ik maak de Rooie Zee hier!’
Pa zegt: ‘'t Is waar, potdomme!
D'r zou haast ruzie kommen!’
Hij kietelt Ma weer in haar zij,
En met een zandbas neuriet hij:
| |
| |
Ik breng mijn weekeind door met jou op Scheveningen.
De zee is lauw de lucht is blauw op Scheveningen,
Daar kan je braaien in het zand,
Met een ijsco in je hand,
Zo samen op het stille strand in Scheveningen.
|
|