Potverdikkie, poetsie, pats
Ik ben een jongen van de vlakte
Zooals een goed soldaat moet zijn
'k Ben nog gewiekster dan de luit'nant
En veel gehaaider dan d'kaptein.
Laatst in de woning van den luit'nant
Hartstikke donker, 't was al nacht,
Kwam ik het kamermeisje tegen
En die begroette mij heel zacht.
Parlando: Die zei in de donkere gang in eens tegen me. Ben je daar fijne toereloer? Geef me een smakkertje. 'k Zeg top en ik gaf haar een zoentje, zoo'n buitenmodelletje, zoo'n zoentje bien soigné, met sauce ravigotte erbij; toen zeit ze ineens, gut Eduard, je bent 't niet. Ik zeg ja, ik het het wel. Nee, zeit ze, ik dacht dat je de luitenant was. Ik zeg nee ik ben maar de Aide de Comp van de luitenant. Toen zeit ze, wacht effen Tinus, ik zal een lichtje maken. En toen zeit ze,
En jij bent een toffe knul,
Als je hier toch wezen mot
Doe de deur maar op slot.
Potverdikkie, poetsie, pats
Wat zat ik leelijk in de rats.
Zij liet mij in een hokje binnen
En trok direct haar bloussie uit,
Toen wist ik niet wat ik moest beginnen
Want het was het smokkie van den luit