[Woord vooraf]
Deze voorrede moge ten minste de Verdienste hebben van kort en niet onbeduidend te zyn.
De kommissie der kostelooze stadsscholen van Gent bewees aen den eerst ondergeteekende de eer hem, onder dagteekening van 27 december 1855, eenen brief te zenden, luidende als volgt:
‘Gy hebt, gezamenlyk met den heere Dautzenberg, een werkjen opgesteld, getiteld: Vertellingen uit de Geschiedenis van België, en gy hebt er ons het handschrift van willen mededeelen. Dit werk is van verscheidene leden der kommissie gelezen: allen hebben het geschikt gevonden om in onze scholen ingevoerd te worden, waer een klassiek boek van dit slach aen ontbrak. Op eenvoudigen trant, in zuiveren styl geschreven, is het allenzins voor de belgische jeugd geschikt. Het zal veel toebrengen om in haer den lust ter beoefening onzer vaderlandsche geschiedenis op te wekken.’