Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] De Gesluierde. Aan wijden weg in open land, waar veel wegen samen komen, zit een gesluierde vrouw aan de kant, - 't hoofd op de knieën - onder wat boomen. .... Voorbijgangers schromen..... Ieder die langs haar ging sprak slechts in fluistering. ... Jaargetijden komen... vergaan... verglijden... Zij is het Leed, dat tijd vergeet. Geen kent haar aangezicht tot één haar sluier licht... Zoolang zal zij wachten en droomen in den mist onder zwaat'lende boomen. Vorige Volgende