Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Weemoed. Wat zonder moeite wordt verkregen, al is het de allergrootste schat, wordt niet geteld als kostb're zegen. - Wie kent de lafenis van regen vóór hij verschroeid van droogte, bad om vrij te komen van het smachten in starre dagen, heete nachten? Wat is verloren, glanst zoo diep, zoo weemoedsschoon en vol van toover Zoo scheem'ren bloemen in het lover, die, onbereikbaar voor de hand, wonen in een onvindbaar land, alsof in hen een wonder sliep, dat vol beloften - maar wanneer? hem toewenkt met een raads'lig staren. - Wie zal hem hun geheim verklaren - De onverbiddelijke jaren? Nijgen zich ooit de bloemen tot hem neer? Vorige Volgende