Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] De Schemer. Mijn droomen zoeken u. wanneer de schemeringen hun wade weven over weide en gaard. wanneer de laatste kleine vogels zingen en 't dralend licht zijn schijnen nog bewaart: wanneer acacia's na den regen geuren. wanneer de dennen in den avondwind hun hoofden in de zilv'ren luchten beuren zooals gij 't zwarte hoofd heft, mijn Zigeunerkind. Zij kennen u, de stille groene boomen, zij zien u zwerven met uw eenzaam hart. De wind zingt hun den zang van gaan en komen en zucht om u zijn ruischend lied van smart. Vorige Volgende