Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Het Egeltje. Achter mijn tuin in het eikenhout zie ik soms in het avondgoud een onbewegelijke egel schuiven. Hij ziet er uit als een despotisch koning, gehuld in zware pels. Waar is zijn woning? Ik zie hem na in 't stille takken-wuiven. Zijn snoetje is spichtig. Hij doet gewichtig. Hij heeft iets van een schuwe zonderling, die zich toch vorstlijk voelt. Hij heeft een eigen wereld; en hij peinst in ontoeganklijk zwijgen. Vorige Volgende