pelaan; maar wacht, ik zal even de aptheek-lamp aansteken. U moet immers in de aptheek zijn?’
- O! ah zoo menheer Van Hake, ben u het! Verrukt je te zien..... of..... je zoo straks te zullen.... enfin! Mama welvarend? Komaan, dat doet me ontzettend veel plezier. Al gehoord dat je mama laboreerde. Zondag niet in de kerk geweest. Dokter welvarend en 't jonge vrouwtje? Allerliefst lief vrouwtje, allerliefst! Altijd een charme van me geweest. Entre-nous gezegd, bepaald vues op gehad; maar zwak, niet gezond. Tenminste.... die ziekte waar ze mee uit den Haag kwam, toen dacht ik: prudent! Voel-je? En ik wachtte; maar tusschentijds is dokter gekomen. Enfin, even goeje vrinden. Je weet Van Hake, dat we om zoo te zeggen boezemvrinden zijn, en dus....’
‘Moest u dokter hebben menheer Kippelaan?’
‘Chut, chut, amice. Je begrijpt wel dat ik mijn reden heb waarom ik hier achter inkom. Mijn vriend Helmond wilde ik spreken; jawel, maar chut! in een teere zaak; heel teere zaak; en dáarom..... A propos je hebt witte drop, wit? Klaar hê?’
‘Jawel. - Verkouden menheer Kippelaan?’
‘Ik, nee nee, pardon, nee, maar er is iemand die.... Enfin, ik wou wel graag een pond witte drop hebben..... mijn neef de professor is vóor witte drop; bepaald!’
Van Hake ondanks zich zelven lachend:
‘Een pond.....!?’
‘Jawel, of tenminste een groote quantiteit, en dan in een prachtdoos; iets énorms - zóo zieje, van die hoogte bijvoorbeeld. Och entre-nous menheer Van Hake, jij bent de eenige aan wien ik 't zeggen zou, maar 't staat alles in 't nauwste verband. De reden waarom ik eigenlijk hier kom is een gezondheidsinformatie. Is.... isse dokter vandaag op De Zonsberg geweest?’
‘Dokter is er op 't oogenblik met zijn vrouw.’
‘Op 't oogenblik, och-kom, dus niet thuis? Ojee!.....’ Eensklaps komt hij den provisor die nog voor de toonbank staat, terzij; omvat met zijn beide handen Van Hake's rechter-onderarm, karnt er met een geweldige hartelijkheid mee op en neer, en vervolgt: ‘Ik vertrouw je menheer Van Hake; je bent iemand in wien ik fiducie heb, en bovendien ik dank je, jawel ik dank je; want ik heb verplichting aan je, groote verplichting; parole!’
‘Voorzichtig menheer Kippelaan, je zult zwarte handen krijgen want mijn jas....’
‘Niemendal m'n vriend, niemendal;’ zegt Kippelaan, ofschoon hij Van Hake loslaat, die zich nu met een snelle wending achter de toonbank verschanst.
‘Je hebt meer voor me gedaan dan ik zeggen kan,’ herneemt Kippelaan: ‘We zijn hier veilig niewaar?’ Hij ziet naar de open-