omdat zij zooveel had geweend. Toen hij heel dicht was, knielde hij neêr en vouwde hij de handen.
Door hare tranen herkende zij hem niet.
- Wie ben je? vroeg zij met zwakke stem.
Hij stond op en naderde nog dichter, en nu herkende zij hem. Hij was prins Eros, de koning van het Heden.
- Ik ken je wel, sprak Psyche. Je bent prins Eros, die trouwen zoû met Emeralda, of met Astra.
Hij glimlachte en zij vroeg:
- Hoe kom je hier in de eenzaamheid? Zoek je hier het Juweel, of het Glas, dat vergroot?
Hij glimlachte en schudde het hoofd.
- Neen, Psyche, sprak hij zacht. Nooit heb ik gezocht naar het Juweel, en nooit naar het Glas. Maar zeg mij eerst: waarom ben je hier, en slaap je bij de sfinx?
Zij zeide het hem. Zij sprak van haar vader, die dood was, van den goudblonden Chimera, van de purperen woestijn en van den smartvollen nacht. Zij sprak hem van hare tranen.
- Ik heb ze gevolgd, o Psyche, antwoordde hij. Ik kom, sedert ik je heb gezien voor den troon van je vader, - dag onvergetelijk! - iederen morgen hier. Ik verlaat iederen morgen mijn tuin van het Heden, om te vragen aan de ontzaglijke sfinx, oplossing van mijn raadsel.
- Welk raadsel, prins Eros?
- Het raadsel van mijn smart. Want smart heb ik om je, Psyche, omdat je mij niet volgen woû, en blijven woû bij je vader... Nu, weet ik beter. Je hadt den Chimera lief...
Zij bloosde en bedekte haar gezichtje in de handen.
- Wie kon den Chimera zien, en hem niet boven mij beminnen, sprak Eros zacht. Wie kon hem beminnen, en niet over hem weenen, fluisterde hij nog zachter, en zij hoorde hem niet.
Luider sprak hij toen:
- Iederen morgen, Psyche, kom ik, om aan de Sfinx te vragen, hoe lange ik nog lijden moet, en waarom ik moet lijden. En nog veel meer, o Psyche, vraag ik dan aan de Sfinx, wat ik je nu niet zeggen wil, omdat...