Over lichtende drempels
(1993)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In mei 1901 sloot Couperus een contract met zijn uitgever L.J. Veen voor de uitgave van een romanreeks onder de titel De boeken der kleine zielen. Veen kreeg de romans als primeur, zonder voorpublikatie in De gids. Tussen het voltooien van de romanreeks en het corrigeren van de proeven door schreef Couperus enkele sprookjes. Op 15 juni 1901 liet hij Veen weten: ‘Ik heb anders voor de Gids nog wel een kleinigheid - sprookjes-artig - en portefeuille, van een paar bladzijden.’Ga naar voetnoot1 Dit was het sprookje ‘Van de prinses met de blauwe haren’, dat door Couperus in augustus van dat jaar naar De gids werd gestuurd. In deze tijd probeerde Couperus met het honorarium van De boeken der kleine zielen zijn schulden bij zijn bankier Scheurleer en bij Veen geheel af te lossen. Maar hij had meer nodig. Daarom schreef hij op 23 september 1901 aan Veen: ‘Ik heb een verzameling sprookjes, (o.a. de Prinses met de Blauwe Haren) voor De Gids; deze sprookjes zullen in de Gids verschijnen en te samen een deeltje vormen als Babel, Fidessa etc., en na de verschijning in de Gids kunt ge ze publiceeren, wanneer er eens een oogenblik voor is. En omdat ik voor een bizonder geval geld noodig heb, dat ik buiten mijn gewone rekening om wensch te verkrijgen, zoû ik willen voorstellen: zoudt ge mij het honorarium voor die bundel in voorschot kunnen geven, en mij dit dezer dagen zenden? Wij zouden het kunnen stellen op ƒ1000,-; de grootte zal U in ieder geval tevreden stellen, want blijken de verhaaltjes U niet voldoende, dan voeg ik er een of twee aan toe.’Ga naar voetnoot2 Veen antwoordde: ‘Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de sprookjes aangaat. Ja, ik kan U daarop wel het voorschot à ƒ1000.= geven, m.a.w.: Wij maken het contract voor ±13 vel en zend ik U de ƒ1000.= [...]. ‘Wanneer wenscht ge dit? Direct?? Wil ik het contract opmaken en tweede en volgende drukken stellen op ƒ600.=’.Ga naar voetnoot3 Couperus wilde het geld zo snel mogelijk ontvangen, maar hij vroeg de omvang van de bundel voorlopig open te laten. Hij zou ervoor zorgen dat Veen tevreden zou zijn: ‘[...] ik zal op wat meer of minder niet zien, daar ik allerlei idee-tjes heb voor die kleine verhaaltjes [...].’Ga naar voetnoot4 Couperus had toen vier sprookjes, ‘Van de prinses met de blauwe haren’, ‘Van de kristallen torens’, ‘Van dagen en seizoenen’ en ‘Van de onzalige erfenis’. Alleen het eerste was al in De gids verschenen. Op 17 oktober schreef Couperus aan zijn vriend Jhr. Ram: ‘Je weet, dat de Kleine Zielen aan de kimmen dagen... [...] Onderwijl schrijf ik kleine sprookjes, Van de Prinses met de blauwe Haren, om vriend Gids te vriend te houden, anders worden ze boos op mij, want Veen heeft hun alle de Kleine Zielen afgetroggeld, er blijft er geen een voor hen over. Ik recommandeer je, maar alleen als je in een erg etherische stemming bent, mijn sprookje in de a.s. Gids Van de kristallen Torens. Maar om het te lezen, moet je op dat oogenblik... van een kristallijnen ziele-onschuld zijn.’Ga naar voetnoot5 Eind november 1901 liet Couperus aan Veen weten dat hij de laatste hand legde aan Zielenschemering. Als deze roman af was wilde hij nog een paar sprookjes schrijven ‘en voor de Gids een theosofische novelle: De Astrale Dood.’Ga naar voetnoot6 Twee weken later was Couperus begonnen aan de novelle. Hij vroeg Veen of deze de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bundel sprookjes in het najaar van 1902 wilde uitgeven.Ga naar voetnoot7 Maar begin 1902 schreef hij: ‘Ik zoû U nog eens Uw plannen willen vragen: ik denk niet dat de Sprookjes klaar zullen zijn voor het najaar, maar ik heb de Astrale Dood liggen; dat komt in Mei, in de Gids... Wilt ge dat hebben voor het najaar, wat zoû kunnen?’Ga naar voetnoot8 De publikatie van de novelle in De gids ging echter niet door. Op 16 mei kondigde Couperus aan dat de redactiesecretaris van De gids, J.N. van Hall, het handschrift van ‘De astrale dood’ aan Veen zou sturen: ‘[...] de novelle komt niet in de Gids: de redaktie vond het verhaal te theosofiesch en daarbij onzedelijk, en hoewel ze, uit égards voor hun oud-mede-redakteur de novelle niet weigeren wilde, heb ik geschreven, dat [...] ik liever na hunne bedenkingen de novelle terug wilde hebben. [...] ‘Zouden wij De Astrale Dood niet in de Sprookjes kunnen opnemen, zoodat de bundel een dik boek wordt, of prefereert ge liever twee boeken te houden, als dit voordeeliger is? Nemen wij eén bundel, dan zoû ik een titel nemen, als: Sproken van Leven en Dood. of iets dergelijks. De Astrale Dood heeft iets sprookjes-achtigs, en zoû dus wel in het kader passen. ‘Maar zeg mij of ge prefereert twee boeken te houden. Ik hoop van den zomer de sprookjes, die ik nog in petto heb, te schrijven.’Ga naar voetnoot9 Veen antwoordde: ‘Van Hall zond mij de Astrale Dood. Ik heb direct eens uitgerekend of het met de sprookjes één deel kon worden, en vond De A.D. ± 90 bladz druks, De Prinses 20 bladz, Kristallen Torens 24 bladz, Van dagen en seizoenen 52 bladz. = 196 bladz dus juist een bundel. ‘Willen wij deze nu onder den titel van Sproken van Leven en Dood geven?’Ga naar voetnoot10 Couperus wilde echter een dikke bundel van ± 300 bladzijden om zijn laatste schuld van ƒ2000,- af te lossen: ‘Ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoû dan van den zomer schrijven twee sprookjes (de ideeen ervoor dwarrelen al lang) van ± 25 bladzijden copie ieder. Dan wordt het een aardig boekje en over de grootte zult ge wel tevreden zijn, want komt er van den zomer nog een ander sprookje bij, dan voeg ik er dat aan toe, inédit. Vindt ge dit dan goed?’Ga naar voetnoot11 Veen meende: ‘Het is beter de Astrale dood met die sprookjes uit te geven en niet meer er bij in. Bij het vele dat dit jaar komt, is het niet geraden om nog een dik boek te geven. ‘Beter is dan in het voorjaar weer een bundel, niet te groot. Over die ƒ2000.= kunt gij toch wel beschikken.’Ga naar voetnoot12 Couperus stelde daarop voor ‘De astrale dood’ apart uit te geven in het najaar van 1902 en later een bundel sprookjes. Veen wilde eerst de omvang van de novelle weten. Hij vreesde dat het een te klein boekje zou worden.Ga naar voetnoot13 Op 3 juni vroeg hij aan drukkerij Thieme: ‘Meld mij even hoe groot Couperus Astrale Dood wordt zonder de sprookjes.’Ga naar voetnoot14 Na opgave van Thieme schreef Veen twee dagen later aan Couperus: ‘De astrale Dood wordt ± 6 vel [...], dus zou het een klein boekje worden, maar ik liet mijn gedachten er eens over gaan en geloof ik het toch beter het apart te geven en niet met die sprookjes. ‘Ik zie dit met het oog op het vele dat dit jaar komt, ook beter in. ‘Het honorarium, dat ik b.v. op ƒ500.= of ƒ550.= stel, vindt gij dan zeker goed. Laat mij even weten of ge dit goed vindt, dan neem ik mijn maatregelen daarnaar.’Ga naar voetnoot15 Couperus voelde hiervoor niets: ‘Ziehier mijn idee: nu de Astrale Dood zoo een klein boekje wordt [...] zoû ik zeggen: geef het niet apart uit; [...] in een bundel is het een mooi hoofdverhaal: de titel Sproken etc is goed: laat het alles dan liever rusten tot het volgende jaar; ik voeg er dan enkele verhalen en sproken aan toe; wij maken er een flink boek van en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden dan den heelen boel op ƒ2000.-; over den omvang van het boek zult gij tevreden zijn. Maar zoo een klein boekje, nauwlijks 100 pagina 's, dat wordt te kinderachtig. ‘Laten wij dan toch maar drukken (als dat kan); ik zal de proeven nazien, en dan wachten wij er meê. [...] Waarlijk, zoo een heel dun boekje, en dan ƒ500.-, dat heb ik liever niet.’Ga naar voetnoot16 Couperus hield dus vast aan zijn plan voor een dikke bundel in verband met de benodigde ƒ2000,-. Veen van zijn kant wilde liever geen dik, en daardoor duur, boek. Hij antwoordde op 7 juni 1902: ‘Nu, - aan den eenen kant geloof ik ook wel dat zoo'n klein boekje van 6 vel wel wat heel klein is, maar een duur boek sprookjes is ook niet te verkoopen. [...] Vandaar dat ik de Astrale Dood liever apart heb dan later een boek waarvoor ƒ2000.= honorarium gegeven moet worden.’Ga naar voetnoot17 Couperus moest toegeven dat hij ‘De astrale dood’ had overschat. Het verhaal was ‘te novellistisch’ voor ƒ1000,- en voor een aparte uitgave. Daarom deed hij een tegenvoorstel: ‘[...] voeg er de reeds verschenen sproken aan toe: reken uit, hoe dik het dan wordt en hoeveel ge geven kunt. [...] De titel kan dan blijven bestaan. En kan dat niet, dan stop ik het verhaal in de doofpot... of zullen wij nog eens later zien, als er weêr iets theosofisch bij is gekomen.’Ga naar voetnoot18 Veen ging akkoord met Couperus' voorstel: ‘Nu ik Astrale dood gelezen heb, vind ik het ook beter om het niet apart te geven en kunnen dus het eerste plan vasthouden. ‘De titel van “Sproken van Leven en dood” is niet mooi (commercieel). Zouden wij het niet De astrale Dood kunnen noemen? ‘Die Sproken, daar wil men niet aan. Dit zijn vervelende zaakkwesties maar men moet daarmede rekening houden. ‘Ik zal nu die sproken afzetten en dan kunnen wij zien hoe groot ze worden en dan meteen het honorarium vaststellen.’Ga naar voetnoot19 Couperus reageerde enigszins geïrriteerd: ‘Ik denk me ziek aan een titel! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom is nu Sproken van Leven en Dood ook niet goed? Ziehier: Over Lichtende Drempels. Dit is de mooiste, die ik vind; ook als diepere titel voor de kleinere sprookjes is deze wel goed. Of vindt ge beter: Weêrschijn. Mij dunkt de eerste.’Ga naar voetnoot20 Veen antwoordde: ‘“Over Lichtende Drempels” vind ik het best [...]. ‘Ja vervelend is die zoekerij naar een titel dat toch zoo'n onderdeel voor een auteur is, maar laat mij heusch daarin een beetje lastig zijn. Ik ben [...] op dat punt zoo'n zaakmensch’.Ga naar voetnoot21 Begin juli 1902 kwamen Couperus en Veen overeen het contract dat zij in oktober 1901 hadden gesloten voor de uitgave van de sprookjes, te laten gelden voor Over lichtende drempels. Couperus had het honorarium van ƒ1000,- al ontvangen. Het honorarium voor iedere herdruk bedroeg ƒ600,-.Ga naar voetnoot22 In deze maand berichtte Couperus aan Veen: ‘Ik wilde den titel Astralen Dood maar ook veranderen in dien van Over Lichtende Drempels; dus heet het boekje naar de grootste novelle en maakt het een goed figuur, bijna geheel märchenhaft.’Ga naar voetnoot23 De bundel verscheen bijna een half jaar later, in november 1902 bij L.J. Veen te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BronnenVoorzover ons bekend, zijn van de verhalen uit de bundel Over lichtende drempels de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd: A. manuscripten: een volledig kladhandschrift en een volledig kopijhandschrift van de hand van Couperus van ‘Van de prinses met de blauwe haren’ en ‘Van de kristallen torens’; een volledig kladhandschrift van de hand van Couperus van ‘De astrale dood’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[= ‘Over lichtende drempels’]; een volledig kladhandschrift van Couperus en een volledig kopijhandschrift, dat gedeeltelijk door Couperus en gedeeltelijk door zijn vrouw is gemaakt, van ‘Van dagen en seizoenen’; een onvolledig kopijhandschrift, dat gedeeltelijk door Couperus en gedeeltelijk door zijn vrouw is gemaakt, van ‘Van de onzalige erfenis’. Alle handschriften bevinden zich in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag (sig. c.383 h.2).Ga naar voetnoot24 De handschriften bestaan alle uit gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig in zwarte en paarse inkt zijn beschreven.Ga naar voetnoot25 De kopijhandschriften zijn onder andere te herkennen aan de aantekeningen van Van Hall over de verzending van de proeven van De gids aan Couperus, en aan de zwarte vegen en vouwen in het papier die op de zetterij zijn ontstaan. Het kladhandschrift van ‘Van de prinses met de blauwe haren’ bestaat uit 7 bladen: twee ongenummerde bladen waarvan het eerste met het opschrift ‘Van de Prinses met de Blauwe Haren’ en genummerde bladen 3-7.Ga naar voetnoot26 De eerste versie van het verhaal is zonder veel onderbreking op papier gezet. Er zijn betrekkelijk weinig doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. De ductus verschilt nauwelijks. Het kopijhandschrift van ‘Van de prinses met de blauwe haren’ bestaat uit 11 bladen: het eerste, ongenummerde, blad heeft het opschrift ‘Van de Prinses met de Blauwe Haren’, de overige bladen zijn genummerd ii-xi. De ductus is zeer gelijkmatig.Ga naar voetnoot27 Het kladhandschrift van ‘Van de kristallen torens’ bestaat uit 10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bladen: het eerste blad is ongenummerd en heeft het opschrift ‘Van de Kristallen Torens’, de overige bladen zijn genummerd 2-10.Ga naar voetnoot28 Er zijn betrekkelijk weinig doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. De eerste versie van het verhaal is door Couperus zonder veel onderbrekingen op papier gezet. De ductus verschilt nauwelijks. Het kopijhandschrift van ‘Van de kristallen torens’ bestaat uit 14 bladen: het eerste blad is ongenummerd en heeft de opschriften: ‘i. Van de Kristallen Torens; ii. Van Dagen en Seizoenen.’Ga naar voetnoot29; het tweede, ongenummerde, blad heeft het opschrift ‘Van de Kristallen Torens’; de overige bladen zijn genummerd ii-xiii. De ductus is zeer gelijkmatig. Het kladhandschrift van ‘De astrale dood’ [= ‘Over lichtende drempels’] bestaat uit 53 bladen: het eerste blad is ongenummerd en heeft het opschrift ‘De Astrale Dood’; de overige bladen zijn genummerd 2-53.Ga naar voetnoot30 Er zijn betrekkelijk weinig doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. De eerste versie van het verhaal is door Couperus zonder veel onderbrekingen op papier gezet. De ductus verschilt nauwelijks. Het kladhandschrift van ‘Van dagen en seizoenen’ bestaat uit 6 bladen: het eerste blad is ongenummerd en heeft het opschrift ‘De Witte Vrouw’; de overige bladen zijn genummerd 2-6.Ga naar voetnoot31 Er zijn betrekkelijk weinig doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. De eerste versie van het verhaal is door Couperus zonder veel onderbrekingen op papier gezet. De ductus is gelijkmatig. Het kopijhandschrift van ‘Van dagen en seizoenen’ bestaat uit 11 bladen: het eerste blad is genummerd 1 en heeft het opschrift | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Sprookjes i Van Dagen en Seizoenen’.Ga naar voetnoot32 De overige bladen zijn genummerd 2-11. Couperus zelf heeft het eerste blad en het grootste deel van het tweede blad beschreven, de overige zijn door mevrouw Couperus in het net overgeschreven. Er zijn vrijwel geen doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. De ductus is zeer gelijkmatig. Het onvolledige kopijhandschrift van ‘Van de onzalige erfenis’ bestaat uit 17 bladen: het eerste blad is genummerd 1, en heeft het opschrift ‘ii. Van de Onzalige Erfenis.’Ga naar voetnoot33 De overige bladen zijn genummerd 2-7, 18-27. Couperus zelf heeft de eerste twee bladen en een gedeelte van het derde blad beschreven, de overige zijn door mevrouw Couperus in het net overgeschreven. Er zijn vrijwel geen doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. De ductus is zeer gelijkmatig. De kopijhandschriften wijken inhoudelijk niet ingrijpend af van de gepubliceerde versies van de verhalen. Er zijn hoofdzakelijk stilistische verschillen. Daarentegen verschillen de kladhandschriften van ‘Van de prinses met de blauwe haren’ en ‘Van de kristallen torens’ sterk van de kopijhandschriften en de gepubliceerde versies. Couperus heeft deze verhalen bij het overschrijven aanzienlijk omgewerkt. B. voorpublikaties in tijdschriften: ‘Van de prinses met de blauwe haren’. De gids 65 (1901). Dl. iii [september], p. 407-416. ‘Van de kristallen torens’. De gids 65 (1901). Dl. iv [november], p. 191-203. ‘Van dagen en seizoenen’. Onder de verzameltitel ‘Sprookjes i’. De gids 66 (1902). Dl. i [maart], p. 381-388.Ga naar voetnoot34 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Van de onzalige erfenis’. Onder de verzameltitel ‘Sprookjes ii’. De gids 66 (1902). Dl. i [maart], p. 389-406. C. een uitgave in boekvorm: Louis Couperus: Over lichtende drempels. Amsterdam, L.J. Veen, [november 1902]. Met een bandtekening van Julius de Praetere. De bundel is gezet naar de tijdschriftpublikaties, met uitzondering van het titelverhaal. Dat is gezet naar het handschrift dat Veen in mei 1902 via Van Hall kreeg toegestuurd. Zodra hij het handschrift had ontvangen zond Veen het samen met de gedrukte kopij van de sprookjes naar Thieme: ‘[...] de copie voor een nieuw boek van L. Couperus, Sproken van Leven en Dood. Wil s.v.p. beginnen met de Astrale Dood.’Ga naar voetnoot35 Toen Couperus begin juni 1902 voorstelde ‘De astrale dood’ apart uit te geven, vroeg Veen aan Thieme de omvang van het verhaal in druk te berekenen.Ga naar voetnoot36 Op 12 juni liet Veen de drukker weten: ‘U kunt met Sproken van leven en dood doorgaan.’Ga naar voetnoot37 Twee dagen later gaf Couperus aan in welke volgorde de verhalen in de bundel moesten worden opgenomen.Ga naar voetnoot38 Eind juni 1902 was de bundel geheel gezet. Op 2 juli beloofde Couperus: ‘Aan de proeven ben ik bezig: spoedig krijgt ge wat terug.’Ga naar voetnoot39 In deze maand ontving Couperus ook de revisie. Daarna stagneerde de produktie. Op 1 augustus reisde Couperus naar Zwitserland waar hij een maand verbleef. Veen schreef hem: ‘Van correctie schijnt niet veel gekomen te zijn op de reis. Zoudt gij nu echter spoedig kunnen terug zenden de revisie van Over Lichtende Drempels? Ik zou dit gaarne afdrukken.’Ga naar voetnoot40 Couperus antwoordde op 23 augustus: ‘Ja, ik ben lui geweest! Spoedig zend ik U Over Lichtende Drempels!’Ga naar voetnoot41 Drie dagen later liet Veen aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thieme weten dat hij papier had besteld voor Couperus' bundel. En hij stuurde de revisie met fiat afdrukken.Ga naar voetnoot42 Eind augustus ontving Thieme het papier en op 8 oktober stuurde hij de afgedrukte vellen naar binderij Tenthoff.Ga naar voetnoot43 Twee dagen later leverde hij de omslagen voor de ingenaaide exemplaren. Op 30 juni 1902 had Veen een proef van Over lichtende drempels gestuurd naar de Vlaming Julius de Praetere met het verzoek: ‘Zoudt gij lust hebben voor bijgaand boekje van L. Couperus een band te teekenen? Ik kan dit alleen overlaten wanneer ik 25 Juli a.s. de teekening in huis heb.’Ga naar voetnoot44 Op 25 juli kondigde De Praetere aan de tekening te sturen, maar Veen ontving niets.Ga naar voetnoot45 Begin augustus schreef De Praetere: ‘Het wat laat sturen der teekening Couperus was hier aan te wijten, dat ik [...] door allerlei kleine hindernissen mijn regelmatig werk moest achteruit zetten. ‘Nu over de teekening, 't geen ik er dacht bij te voegen als uitvoering voor de kleur ware dit: ik zie het boek gansch wazig, lichtend, getint en de kleuren zouden naar mijn dunken ook wel licht mogen zijn in eene aristocratische grijs-groene atmospheer, de teekening wit-geel grijs op purper, of paarsch, licht violet omslag. ‘Ik hoop een woordje te ontvangen en na goedkeuring, beveel ik mij aan voor een losse band welke ik in mijne persoonlijke verzameling plaats.’Ga naar voetnoot46 Veen antwoordde op 13 augustus: ‘De maat waarop U [...] geteekend heeft, is niet juist. De werkelijke grootte had moeten zijn 14 1/2 cM bij 19 1/2 cM en de rug 3 cM. Ik kan dus deze niet gebruiken, tenzij U de maten verandert. Kunt U dit dus veranderen dan verwacht ik de teekening den 20sten Aug. terug. Kan dit niet, dan verzoek ik even bericht, omdat ik dan een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere op moet dragen eene teekening te maken, maar liever had ik de uwen omdat deze met een kleine verandering der grootte gemakkelijk te veranderen is.’Ga naar voetnoot47 Volgens De Praetere was het ‘samenvoegen der teekening’ geen probleem. Hij herhaalde zijn wens voor de uitvoering van de tekening: ‘Voor de kleur had ik [...] gedacht eene lichte harmonie te vormen waarvan de teekening licht grijs op licht paarsche grond wel zou passen.’Ga naar voetnoot48 Eind augustus ontving Veen de bijgewerkte tekening en op 10 september kon hij het bandstempel van de bundel naar Thieme sturen met het verzoek: ‘Wil s.v.p. omslag in proef brengen in een zachte tint op verschillend omslagpapier.’Ga naar voetnoot49 Uiteindelijk koos Veen voor een grijze band met een oranje belettering en bandtekening. Na ontvangst van een exemplaar van Over lichtende drempels schreef De Praetere aan Veen: ‘Bij mijn te huis komen hier vond ik het prachtig ex: Couperus waarvoor ik u mijn besten dank alsook mijne gelukwenschen stuur voor de wijze waarop het uitgevoerd werd.’Ga naar voetnoot50
De uitgave van 1902 is de eerste en enige druk van Over lichtende drempels die tijdens Couperus' leven is verschenen. De oplage ervan was 3000 exemplaren.Ga naar voetnoot51 Veen liet in oktober 1902 waarschijnlijk 1000 exemplaren binden en 1500 exemplaren innaaien. De rest van de oplage werd in plano bewaard. Op 12 februari 1903 schreef Veen aan Couperus dat de verkoop ‘niet zoo hard’ liep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij had toen 1350 exemplaren verkocht.Ga naar voetnoot52 Volgens Veen was de bundel voor het grootste deel van het publiek te moeilijk. Daarom werd hij niet gekocht door leesgezelschappen en leesbibliotheken en als gevolg daarvan werd er niet over gesproken.Ga naar voetnoot53 In maart 1905 liet Veen weten dat hij ‘nog geen 450 gld’ aan Over lichtende drempels had verdiend.Ga naar voetnoot54 In 1905 werd Over lichtende drempels als deel 9 opgenomen in de serie Werken van Louis Couperus. De bundel was toen nog verkrijgbaar in de band van De Praetere en daarnaast nu ook te koop in de speciaal voor de gehele serie door H.P. Berlage Nzn ontworpen band, en in losse afleveringen van ƒ0,50 per stuk. In 1914 bracht Veen Over lichtende drempels tegen een sterk verlaagde prijs opnieuw in de handel, nu als deel 14 in de serie Vrienden in Huis.Ga naar voetnoot55 Hiervoor gaf hij binderij Brandt opdracht 400 exemplaren uit de voorradige losse vellen te binden in de door J. Braakensiek voor de serie ontworpen band met een molentje en enkele figuren, waaronder een boertje en boerinnetje.Ga naar voetnoot56 Binderij Tenthoff kreeg de opdracht 400 ingenaaide exemplaren en 100 losse exemplaren van een nieuwe omslag te voorzien.Ga naar voetnoot57 Over de Braakensiek-band was Couperus bijzonder verontwaardigd. Volgens hem was het onbehoorlijk een boek als Over lichtende drempels uit te geven ‘in een populaire serie met een burgerlijke bandteekening’.Ga naar voetnoot58 Veen antwoordde dat hij inmiddels voor de serie een andere band had laten maken, maar dat de boekhandel ‘ongelukkiger wijze’ nog de voorkeur gaf aan de Braakensiek-band.Ga naar voetnoot59 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitgaven van Over lichtende drempels in onderscheiden banden zijn dus verschillende bindpartijen van de eerste druk. Voorzover we hebben kunnen nagaan vertonen de exemplaren geen tekstuele verschillen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstkeuzeVoor deze uitgave van Over lichtende drempels is de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen druk als basistekst gekozen: hij vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 822 a51). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectiesOmdat de kladhandschriften van ‘Van de prinses met de blauwe haren’ en ‘Van de kristallen torens’ inhoudelijk sterk afwijken van de gepubliceerde tekst van deze verhalen, zijn zij niet betrokken in de tekstvergelijking. De kladhandschriften zijn alleen geraadpleegd bij tekstuele problemen in de basistekst die niet met behulp van de kopijhandschriften en de voorpublikaties waren op te lossen. De andere overgeleverde handschriften zijn wel in de vergelijking betrokken. In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van de kopijhandschriften (h2) en in voorkomende gevallen de kladhandschriften (h1) met de tijdschriftpublikaties (g), en de tijdschriftpublikaties met de eerste druk van de bundel Over lichtende drempels, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde versie gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij in alle genoemde versies voorkomt. Indien dit niet het geval is, worden ook de lezingen van de vroegere versies vermeld. Hierbij is de volgorde g, h2, h1 aangehouden, omdat de tijdschriftpublikaties als kopij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de bundel hebben gediend en de handschriften weer als kopij voor de tijdschriftpublikaties. Bij de correcties in het verhaal ‘Over lichtende drempels’ wordt de lezing van de enige overgeleverde versie van het handschrift niet apart vermeld omdat de correcties met de lezing van dat handschrift overeenkomen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VariantenDe eerste druk van Over lichtende drempels vertoont ten opzichte van de tijdschriftpublikaties (g), de kopijhandschriften (h2) en de kladhandschriften (h1), voorzover ze in de vergelijking zijn betrokken, de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgen de afwijkende vroegere versies.Ga naar voetnoot60 Bij de varianten van het verhaal ‘Over lichtende drempels’ wordt geen sigle vermeld, omdat van dit verhaal slechts één vroegere versie is overgeleverd, n.l. het kladhandschrift.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbrekingstekensIn deze uitgave van Over lichtende drempels moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
* Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen. Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M, van Vliet. |
|