De ode
(1990)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Couperus schreef het verhaal De ode in oktober 1917. De maand daarna werd het gezet voor Groot Nederland, waarin het in januari 1918 werd gepubliceerd. Na deze eerste publikatie stelde Couperus' neef, Frans Vlielander Hein, voor van De ode een bijzondere uitgave te maken, gedrukt op geschept papier en in een beperkte oplage.Ga naar voetnoot1 Vlielander Hein trad in die tijd op als Couperus' zaakwaarnemer. Op 6 mei 1917 schreef Couperus aan zijn uitgever L.J. Veen dat hij al zijn ‘business’ in handen had gegeven van zijn neef.Ga naar voetnoot2 Deze onderhandelde toen met uitgeverij Nijgh en Van Ditmar over de uitgave van Couperus' roman De komedianten.Ga naar voetnoot3 Op 25 oktober 1918 sloot Frans Vlielander Hein als ‘gemachtigde’ van Couperus met Nijgh en Van Ditmar een contract voor de uitgave van De ode. De uitgever verplichtte zich het werk te doen drukken en ‘volgens haar inzicht in den handel [te] brengen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verkoopprijs werd vastgesteld op ƒ10,-. Van de netto opbrengst zou 25% toekomen aan Nijgh en Van Ditmar ter vergoeding van de exploitatie-kosten. De resterende 75% zou jaarlijks aan Vlielander Hein worden uitgekeerd. Deze nam de kosten van de produktie, begroot op ƒ475,- voor zijn rekening.Ga naar voetnoot4 Volgens de colofon van de uitgave werd zij in oktober 1918 gedrukt, maar zij verscheen pas eind februari/begin maart 1919.Ga naar voetnoot5 Nog geen twee maanden later kwam Frans Vlielander Hein, aan wie De ode was opgedragen, om het leven.Ga naar voetnoot6 De classicus W.E.J. Kuiper die een presentexemplaar van De ode had ontvangen, schreef op 23 februari 1919 aan Couperus: ‘Dat deze Ode Uw persoonlijk geschenk is maakt mij het boekje nog kostbaarder dan het al is door zijn inhoud en door de verzorging van zijn uiterlijk. Ik heb Uwe idylle van Kalirrhoë met groote bewondering gelezen, en ik ben getroffen zoowel door Uwe opvatting van de Griekse Gymnastiek als door Uwe psychologie van de hetaire. [...].’Ga naar voetnoot7 Couperus antwoordde pas op 27 april: ‘Uw zoo bizonder vriendelijk en waardeerend schrijven over De ode heeft mij buitengewoon veel genoegen gedaan: U voelt zoo geheel met mij mede de schoonheid, die ik in den geest gezien heb en dat U daarbij als “academiesch” man mijne omzwervingen in de antieke wereld toch nooit al te critiesch beschouwt, streelt natuurlijk wel mijn trots als dilettant en autodidakt. ‘Mijn neef Frans Vlielander Hein, dien mijn vrouw en ik zoo innig, innig lief hadden en van wiens tragiesch eind met zijne vrouw U zeker gehoord zal hebben, had zoo een pleizier dit boekje eens zelf mooi uit te geven, het was geheel en al zijn idee en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik zie hem nog zorgvuldig de dimensies van papier af meten... Zijn verlies is ons een onoverkomelijke smart.’Ga naar voetnoot8 De criticus Herman Robbers vond De ode ‘koud als het marmer der Olympische zuilen en trappen zelf.’ Bovendien liet hij doorschemeren het ‘kostbaar-verzorgde’ uiterlijk van de uitgave nogal overdreven te vinden.Ga naar voetnoot9 Couperus reageerde op deze recensie met een open brief ‘Aan Herman Robbers’: ‘Werkelijk, ik begrijp u niet alleen een beetje maar heel goed. Gij hebt van natuur een afkeer van het onderwerp, dat niet is het gewoon alledaagsche, burgerlijk moderne, dadelijk te zien en in zich op te nemen. Het is u onmogelijk in litteraire kunst een fantastisch wezen of een antieke Romein, Griek of half-god ‘mensch’ te voelen. Maar deze hostiliteit is wederom gehéel persoonlijk en ge moet haar niet uitzeggen met een pluralis-majestatis: wij. Zeg haar uit met: ik, Herman Robbers [...] vind De Ode koud, koud als Olympisch marmer. Hebt ge ooit dat marmer gevoeld als het blaakte in zuiderzon en in de liefde van wie er teeder de hand op legde? Het gloeit dan warmer dan een schoorsteenmantel boven een vulkachel. En laat mij u zeggen, dat de verzorgde uitgave van De Ode te danken is aan... ontroering. Ontroering gaf Hem, wiens naam aan dit boekje verbonden werd, in, het, hoewel Hij geen uitgever was, met bizonder veel zorg te doen verschijnen. ‘Die weelderige Couperus zelve zoû De Ode eenvoudig hebben ingelascht in een bundel “koude” Antieke Verhalen.’Ga naar voetnoot10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BronnenVoorzover ons bekend, zijn van het verhaal De ode de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd: A. een manuscript van de hand van Couperus dat berust in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag (sig. c. 383 h. 1). Het manuscript bestaat uit 36 gelinieerde foliovellen die voor het grootste deel eenzijdig zijn beschreven. De bladen zijn genummerd van 2-4, 4b-8, 8b-14, 14b-34; het eerste blad is ongenummerd gebleven.Ga naar voetnoot11 Vanaf blad 17 tot 33 zijn de bladen enigszins afwijkend: zwaarder papier, lichtere tint en iets kleiner formaat. De bladen zijn gedeeltelijk beschreven in lichtzwarte en gedeeltelijk in paarse inkt. Het manuscript bevat vrij veel doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. Desondanks heeft het als kopij gediend voor Groot Nederland. In het algemeen schreef Couperus zijn feuilletons en korte verhalen niet voor de druk in het net over. In plaats daarvan had hij de gewoonte na de voltooiing van het verhaal moeilijk leesbare woorden voor de zetter te verduidelijken door - soms in een afwijkende kleur inkt - bepaalde letters aan te dikken of te vergroten. Dit heeft hij ook in het manuscript van De ode gedaan. Het is bovendien als kopijhandschrift te herkennen aan de zwarte vegen die op de zetterij zijn ontstaan. De tekst van het manuscript wijkt inhoudelijk niet ingrijpend af van de gepubliceerde versie van De ode. De hoofdstuk- en alinea-indeling en de opeenvolgende scènes in beide versies komen overeen. Er zijn alleen vele kleine, vooral stilistische, verschillen tussen het manuscript en de gepubliceerde versie. B. een revisieproef van Groot Nederland, gestempeld ‘23 Nov. 1917’. De proef bestaat uit twee vellen van ieder 16 bladzijden. Zij bevat geen enkele correctie of aantekening. Aangezien er wèl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekstuele verschillen zijn tussen deze revisieproef en de publikatie in Groot Nederland, moet er een door Couperus gecorrigeerde revisieproef zijn geweest die niet bewaard is gebleven. C. een voorpublikatie in Groot Nederland 16 (1918). Dl. i [januari], p. 43-72. D. een uitgave in boekvorm: Louis Couperus: De ode. [Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar, eind februari/begin maart 1919.] De boekuitgave van De ode werd verzorgd door Couperus' neef, Frans Vlielander Hein. Maar dit betekent niet dat Couperus zelf geen enkele bemoeienis met de uitgave heeft gehad. Vlielander Hein zal ongetwijfeld geregeld met Couperus hebben overlegd. En deze zal zich ook zeker hebben bemoeid met de correctie van de proeven. Couperus was gewoon de proeven van de voorpublikatie en de eerste druk van zijn boeken zelf te corrigeren. Er zijn geen aanwijzingen dat hij voor de eerste druk van De ode van deze gewoonte is afgeweken. Integendeel, juist in verband met het bijzondere, bibliofiele karakter van de uitgave, zal Couperus hebben gestreefd naar een zo vlekkeloos mogelijk resultaat. Weliswaar is er geen correspondentie tussen Vlielander Hein en Nijgh en Van Ditmar over de produktie van De ode overgeleverd, maar het staat vast dat de tijdschriftpublikatie als kopij heeft gediend voor de boekuitgave. Een aantal zetfouten komt zowel in Groot Nederland als in de boekuitgave voor. Deze fouten moeten uit Groot Nederland zijn overgenomen.
De uitgave van 1919 is de eerste en enige druk van De ode die tijdens Couperus' leven is verschenen. De oplage ervan was 280 exemplaren op geschept papier. Hiervan werden 250 exemplaren, genummerd en voorzien van de handtekening van Couperus, in de handel gebracht. De resterende 30 ongenummerde exemplaren zonder handtekening waren bedoeld als recensie-exemplaren.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verkoop van De ode was niet erg succesvol. Er werden slechts af en toe enkele exemplaren verkocht. In het najaar van 1920 informeerde B. Vlielander Hein, die de nalatenschap van zijn broer Frans beredderde, bij Nijgh en Van Ditmar naar de stand van zaken. De uitgeverij antwoordde op 2 november: ‘Op het oogenblik staat nog een debet-saldo, groot ƒ43.42 ten namen van wijlen Uw broeder, terwijl de verkoop uiterst langzaam gaat. ‘Toch zouden wij, in verband met de aangename relatie met Uw broeder bereid zijn om onder de zaak een streep te zetten. Het zal wel eenigen tijd duren, maar het debet-saldo zal vermoedelijk toch wel aangezuiverd worden, zoodat wij tot onze kosten zullen komen. ‘Mocht te eeniger tijd in verhouding tot den omvang dezer zaak een eenigermate belangrijke winst gemaakt worden, zoo verklaren wij ons bereid om daarvan eene uitkeering te doen aan den Heer Couperus, zooals dat, naar wij weten ook in de bedoeling lag van den Heer Frans Vlielander Hein. Omvang hiervan of tijdstip waarop eene dergelijke uitkeering zou kunnen plaats vinden kunnen wij uiteraard thans moeilijk bepalen. -’Ga naar voetnoot13 Vlielander Hein antwoordde op 6 november 1920 dat hij het voorstel apprecieerde, maar dat hij het niet kon aannemen, omdat er door zijn broer over De ode aan Couperus bepaalde beloften waren gedaan: ‘Het valt mij nu eenigszins moeilijk om decisies te nemen voor den Heer Couperus. Ik prefereer daarom het debet van ƒ.43.42 af te doen (remise gaat hierbij). ‘Ik verzoek U dan de uitgevers-belangen van mijn overleden Broeder als geheel geeindigd te beschouwen en gaan deze over op den Heer Louis Couperus op den voet van het contract van 25 October 1918.’ Nijgh en Van Ditmar reageerde nog dezelfde dag: ‘Uw voorstel is ons aangenamer dan het onze, zoodat wij ons gaarne hiermede vereenigen. Ook is deze rekening geheel in den geest van wijlen Uw broeder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Tot goed begrip maken wij er U op attent, dat ons niets bekend is van beloften die de Heer F.E. Vlielander Hein aan den Heer Couperus gedaan zou hebben. Alleen weten wij, dat het niet zijne bedoeling was om met deze uitgave winst te maken en dat hij het voornemen had om, wanneer dit toch het geval zou blijken te zijn, den Heer Couperus te laten profiteeren. De Heer Couperus is dus feitelijk onbewust medegeinteresseerd. ‘Wij waren drukkers en uitgevers, terwijl Uw broeder garant bleef voor de kosten. ‘Wij hebben thans bij het contract aangeteekend, dat de Heer Couperus als belanghebbende treedt in de plaats van Uwen broeder, zoodat alle uitkeeringen die anders gedaan zouden zijn aan Mr. F.E. Vlielander Hein nu zullen geschieden aan den Heer Louis Couperus.’Ga naar voetnoot14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstkeuzeVoor deze uitgave van De ode is de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen druk als basistekst gekozen: hij vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste druk dat zich bevindt in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag. Dit exemplaar is nr. 167. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectiesIn de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woordvoor-woord vergelijking van achtereenvolgens het handschrift van De ode met de revisieproef van Groot Nederland en met de tijdschriftpublikatie, en de tijdschriftpublikatie met de eerste druk, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het pagi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke foutieve lezing. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij in alle vier genoemde versies voorkomt. Indien dit niet het geval is, worden ook de lezingen van het handschrift (h), van de revisieproef (p) en van Groot Nederland (gn) vermeld. Hierbij is de volgorde gn, p, h aangehouden, omdat de tijdschriftpublikatie als kopij voor de eerste druk heeft gediend.Ga naar voetnoot15
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VariantenDe eerste druk van De ode vertoont ten opzichte van het handschrift (h), de revisieproef (p) en de tijdschriftpublikatie (gn) de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgen de vroegere versies, te beginnen met gn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbrekingstekensIn deze uitgave van De ode moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
* Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen. Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet. |
|