lach verborg den spijt en zij zouden hunne geboortesteden en familiestammen toch eeren met te worstelen nog, te worstelen dezen Olympiade-dag, zóo geweldig nog, als zij vermochten. En het eerste paar greep elkander aan en om de heroën-worsteling, om die wisselende schoonheid van forsch kronkelende lichaamslijnen, van godenlijven, bleef, als een ronde golf rondom, het rhythme! Wat was het schoon, wat was het zuivere schoonheid, alle die standen en grepen, alle die wisselende beeldgroepen, die de worsteling zelve bootste de een na de andere! Wat was het schoon, wat was het zuivere schoonheid, de tweede strijd, de derde, toen der overwinnaars onderling: wat was het zuiverste schoonheid, toen op kwam de Oligethide, Xenofon van Korinthe! Die reeds gezegevierd had in den loop, in den worp, in den sprong, in den vuistzwaai! Als een jonge Olympiër zèlve, zoon der goden, zagen hem Hellas' duizenden, zag hem Kallirhoë den overwinnaar der drie reeds roemvol gelegde worstelaars aangrijpen. En zijn godenglimlach bleef; zijn rug wrong nauwlijks glimmend en niet meer dan glanst gepolijst marmer; der armen spierbundels spanden, ontspanden, der dijen spierbundels strekten, ontstrekten, het geheele lichaam rekte en veranderde telkens van breed uitbeeldende schoonheid, over, onder, boven het mede beeldende lichaam des nobelen tegenstanders; de ademen hijgden, ook die der duizenden, ook van die ééne vrouw, Kallirhoë... Toen, met de inspanning, die oppermachtig bleek, Xenofon wentelde het breede lichaam van Argekesilas op beide schouders en hij zelve, onwrikbaar nu, over hem heen boog, verwinnaar...
En zijn naam, in de glorie van zonneschijn-goud, omhoog jubelde, nog vóor de Hellanodiken, nog vóór de herauten hadden gegalmd:
- Xenofon van Korinthe!