gouverneur-generaal. Maar de oude mevrouw was niet als gewoonlijk en Dorine - bleek, ontzet - schrikte heel vreemd op, toen zij vroeg:
- Dorine, wie heeft nu weêr het portret van papa verhangen...
Brommig en streng vroeg het de oude vrouw.
- Maar mama... het hangt daar al sedert jaren... Na papa's dood... zei u, dat u het niet altijd voor u kon zien in den salon... en is het verhangen.
- Wie... zeg je... heeft het verhangen?
- Maar uzelf, mama.
- Ik...
- Ja, u...
- O... ja... herinnerde zich de oude vrouw. Jawel... jawel... ik herinner het me wel; ik vraag het alleen maar, omdat... het hangt hier zoo vreemd... in het kleine kamertje... en het is toch zoo een mooi portret...
Dorine zeide niets meer. Zij beefde op hare beenen, en toch spreidde zij de kaarten uit.
Nu kwamen Karel en Cateau.
- Wat is dàt vreeslijk!! zei Cateau bleek. Wij zijn toch maar gekomen, voor mama... niet waar... Kárel?
- Mama weet van niets... zei Dorine. Maar we zullen het haar onmogelijk kunnen verzwijgen... Otto is naar Baarn om Bertha voor te bereiden.
Ook de Van Saetzema's kwamen nu binnen.
- Bizonderheden zijn niet bekend? vroeg Adolfine.
- Neen, fluisterde Dorine, schichtig, nu mama naderde.
- Wat zijn jullie allen laat! mopperde de oude vrouw. Waarom zijn oom Herman en tante Lot er nog niet... En waarom zijn tante Tien en tante Rien nog niet gekomen?
Er was een oogenblik pijnlijke stilte.
- Maar ze komen immers niet meer sedert eenigen tijd, mama, zei Adolfine zacht.
- Wat zeg je... Zijn ze ziek?
- De oude tàntes komen al lang niet meer 's Zondag-