| |
| |
| |
| |
| |
In januari 1901 vroeg L.J. Veen aan Couperus of hij van plan was in het najaar met een nieuw boek te komen.Ga naar voetnoot1 Couperus antwoordde: ‘Plannen, ja plannen zijn er: voor een Hollandsche familie-roman, een soort trilogie, in 3 deelen misschien, maar met afzonderlijke titels, zoodat ge ieder deel apart kunt uitgeven.... Maar het zijn nog maar plannen [...]. Misschien is er 1 deel van de trilogie met het najaar wel af, want ik heb toch een 8 maanden om het te schrijven, maar natuurlijk kan ik U niets vasts belooven.’Ga naar voetnoot2 Veen wilde het eerste deel van de familieroman graag in het najaar van 1901 uitgeven.
Na de voltooiing van Babel in februari 1901 had Couperus tijd om aan de nieuwe roman te denken. Hij wilde Veen de primeur ervan geven, als de uitgever de derving van het honorarium van een voorpublikatie in De gids zou compenseren: ‘Ziehier: als het een roman wordt van ± 200 bl. copie [...] en wij stellen het honorarium op f 2500. -; kan ik dan rekenen op f 900. - erbij; dat wat ik in de Gids voor een boek van die grootte ± ontvang. [...] Als dat kan, dan kunt ge volgaarne den roman inédit krijgen, maar anders scheelt het mij te veel en de tijden zijn treurig!’Ga naar voetnoot3 Veen was in
| |
| |
principe bereid het honorarium van De gids te vergoeden. Maar hij wilde elk boek apart beschouwen: ‘Laten wij b.v. zeggen dat wanneer de roman gereed is, ongeveer wij de condities vaststellen en kunnen wij over de grootte oordeelen.’Ga naar voetnoot4 Couperus kon zich voorstellen dat Veen het bezwaarlijk vond het honorarium van De gids boven op het honorarium van de boekuitgave te betalen. Maar dan was hij genoodzaakt het boek aan De gids aan te bieden, want hij kon de inkomsten uit de voorpublikatie niet missen. Dit zou betekenen dat het boek niet meer in het najaar van 1901 zou kunnen verschijnen.Ga naar voetnoot5 Veen verzocht Couperus de redactie van De gids nog niets te schrijven over zijn plannen. Hij meende dat ze het wel eens zouden worden over het honorarium.Ga naar voetnoot6
Inmiddels was Couperus begonnen aan het eerste deel van de nieuwe roman. Er was hem veel aan gelegen met Veen tot overeenstemming te komen. Hij wilde een zo hoog mogelijk honorarium voor de boekuitgave bedingen om zijn schuld bij Veen af te lossen.Ga naar voetnoot7 Op 26 maart 1901 schreef hij aan zijn uitgever: ‘Het is mij ook niet onverschillig dien [roman] dadelijk bij U als inédit uit te geven, om de goede reden, dat ik met de beiden boeken, waarin ik dien roman denk te schrijven, gaarne aan U zoo spoedig mogelijk mijn schuld wilde afdoen, en komen de werken in de Gids, dan duurt de aflossing weêr idem zooveel langer [...]. Daarom dus ben ik wel bereid mij met minder tevreden te stellen, als wat ik gekregen zoû hebben met een Gidspublikatie erbij. Zouden wij dat nu niet ongeveer al kunnen vaststellen? B.v., als ik U geef de twee boeken van De Familie en de kennissen (misschien is het beter twee afzonderlijke titels te kiezen??) éen in najaar 1901, éen in voorjaar 1902, voor f 5000. -, elk boek berekend op een omvang groote-roman (± 200 bl. van mijn copie), [...] zoû dit gaan?? In de Gids zoû ik er dan boven-op krijgen ± f 1.800, -; nu zoû ik zeggen: geef
| |
| |
mij er op wat gij kunt; bereken, het zelve. Daar, royaler kan ik in de gegeven omstandigheden, die treurig zijn, niet wezen [...].
‘Ik werk geregeld voort aan De Familie en de kennissen [...]. Het boek speelt in Den Haag, als ge wilt genre Eline Vere maar rijper; in côterieën half Indisch, half Hollandsch, een meer werkelijke maatschappij, dan die van Eline [...].’Ga naar voetnoot8 Begin april beloofde Couperus voorlopig nog niets over de nieuwe roman aan De gids te schrijven, zodat Veen een nieuwe berekening zou kunnen maken. Het werk vorderde goed. Van het eerste deel, De familie en de kennissen, had hij reeds 80 bladzijden geschreven. Mevrouw Couperus was er ‘zeer tevreden’ over. De romans zouden geschikt zijn voor een groot publiek. Couperus had ook al een hoofdtitel voor de gehele reeks: De boeken der kleine zielen.Ga naar voetnoot9
Half april 1901 stelde Veen aan Couperus voor een honorarium van f 5000, - te betalen voor de uitgave van de eerste twee boeken van de reeks en f 1000, - extra te geven omdat ze niet in De gids zouden worden voorgepubliceerd.Ga naar voetnoot10 Couperus ging hiermee akkoord. Wel wenste hij dat in het contract voor elke herdruk een honorarium van f 1800, - per boek zou worden afgesproken. De titels van de twee boeken luidden toen: De familie en de kennissen en De late liefde.Ga naar voetnoot11 In het contract, gedateerd 1 mei 1901, veranderde Couperus de titel van het tweede boek in: Het late leven.Ga naar voetnoot12 Op 15 juni liet hij Veen weten: ‘De Kleine Zielen vorderen goed. De Familie en de kennissen zijn gereed en worden geleidelijk overgeschreven, en aan Het Late Leven ben ik begonnen. [...]
‘De Boeken der Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven worden; dus met iii en iv kom ik later bij U aan. Mijn vrouw, - strengste recensent, die ik heb - was zeer tevreden over De Fam. en de kennissen en vond in het begin van Het Late Leven veel
| |
| |
moois.’Ga naar voetnoot13 In deze zelfde maand ontving Couperus het verzoek een bijdrage te leveren aan De gids. Hij berichtte de redactie dat hij werkte aan een grote Haagse roman die hij echter al aan Veen had toegezegd. Daarop vroeg J.N. van Hall, de redactiesecretaris van De gids, op 23 juni 1901 aan Veen of hij bereid was een fragment van Couperus' roman af te staan ter publikatie in De gids. Veen verklaarde zich hiertoe bereid als het fragment beperkt bleef tot ± 10 bladzijden en in de oktober- of novemberaflevering zou worden opgenomen met een verwijzing naar de aanstaande boekuitgave bij uitgeverij L.J. Veen. In overleg met Couperus werd gekozen voor de eerste acht bladzijden van het tweede deel van De familie en de kennissen. Uiteindelijk zag Van Hall af van publikatie; hij vond het fragment te klein.Ga naar voetnoot14
Toen Couperus in juni 1901 een groot deel van de kopij van het eerste boek naar Veen stuurde, deelde hij hem tevens mede de titel ervan te hebben veranderd in De kleine zielen: ‘Daar het eerste Boek een entrée-en-matière is voor de 3 anderen, is de titel ook zoo heel goed.’ De titel van het tweede boek, Het late leven, bleef onveranderd. Volgens Couperus vorderde dit boek goed en werd het ‘heel mooi’.Ga naar voetnoot15
Couperus wilde graag dat de eerste twee boeken van de reeks tegelijkertijd - in november 1901 - uitgegeven zouden worden, omdat Het late leven inhoudelijk direct aansloot op De kleine zielen. Veen vond dit niet ‘practisch’. Volgens hem was het veel beter het tweede boek in december of januari te publiceren en vervolgens boek iii en iv.Ga naar voetnoot16 Het eerste boek, De kleine zielen, verscheen in november 1901 bij L.J. Veen te Amsterdam.
De kladversie van Het late leven was reeds in juli 1901 voltooid. Begin oktober liet Couperus aan Veen weten dat hij nog twee à drie maanden nodig had om de kopij in het net over te schrijven.Ga naar voetnoot17
| |
| |
Veen wilde het boek graag in februari 1902 laten verschijnen, maar het overschrijven duurde langer dan verwacht. Uiteindelijk verscheen Het late leven pas twee maanden later, in april 1902.
Op 27 mei 1902 schreef Couperus aan zijn nichtje Marie Vlielander Hein over de eerste twee boeken van De boeken der kleine zielen: ‘Het eerste Boek vind ik als expozitie wel geslaagd, in sommige opzichten veel beter dan het Late Leven: dat vind ik après coup te novellistisch opgevat, niet in het kader passen van de andere, hoewel het psychologiesch wel juist het eerste vervolgt en zich er aan sluit. Het is ook zoo verbazend moeilijk!! [...] Het doet me pleizier dat je de storm hebt opgelet - je bent soms zoo vatbaar voor détails, dat vind ik zoo leuk; ik heb de Hollandsche lucht en de Hollandsche wind door het heele werk, hoop ik, vastgehouden, ook al kan ik niet anders dan het symbolistisch doen: Constance en de storm is bv. wel heel erg symbolistisch - het groote leven, dat binnen wil waaien in het kleine huis, en waarvoor haar jongen haar beschermen moet - maar zoo ben ik nu eenmaal. Een kritiek heeft verteld, dat er zulke Italiaansche luchten en tinten van oude Italiaansche meesters in mijn boek waren!! En dat, als je al je moeite doet de atmosfeer grauw en Hollandsch te houden!! [...] - Brauws, ja, is misschien wel wat vaag van teekening, voor anderen: ik zie hem wel. [...] Er zijn scènes in het Eerste Boek - van Fine en Cateau - die mijzelf altijd weêr doen grinniken van pleizier!! De laatste scène van Boek i was heel heel lastig en is, geloof ik, wel goed geworden. Maar ik ga mezelf niet verder ophemelen. Er ontbreekt o, zoo een boel aan, en dat novellistische in Het Late Leven ergert me telkens. [...] Heel moeilijk in Het Late Leven was de dubbele liefde, terwijl van geen der vier personages, éen woord van liefde tot de ander geuit werd!!! Enfin, het is een moeilijk boeltje geweest, en de leek, die misschien zegt: Couperus maakt er zich nu eens gemakkelijk van af - gewone menschen, gewone woorden - en niet meer
toover-atmosfeer [...] weet er niets van!!’Ga naar voetnoot18
| |
| |
In 1916 verklaarde Couperus tegenover André de Ridder De kleine zielen - ‘als zedenroman van onze dagen...’ - te rekenen tot het kleine gedeelte van zijn werk waarvan hij nog steeds ‘werkelijk’ hield.Ga naar voetnoot19
| |
Bronnen
Voorzover ons bekend, zijn van de romans De kleine zielen en Het late leven de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd:
A. twee manuscripten van De kleine zielen en twee van Het late leven: twee volledige kladhandschriften van de hand van Couperus en twee volledige kopijhandschriften die gedeeltelijk door Couperus en gedeeltelijk door zijn vrouw zijn gemaakt. Ook van de twee hoofdstukken die door Couperus in januari 1902 aan Het late leven zijn toegevoegd, zijn het klad- en kopijhandschrift bewaard gebleven. Alle handschriften bevinden zich in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag (sig. c. 383 h. 1).Ga naar voetnoot20
Het kladhandschrift van De kleine zielen bestaat uit 205 bladen van eenzelfde formaat, maar van een verschillende soort, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot21 Het is als volgt samengesteld: een ongenummerd blad met het opschrift De Familie en de Kennissen, en genummerde bladen van 2-36, 34-96, 96-201.Ga naar voetnoot22 Het kladhandschrift bevat nogal wat doorhalingen, verbeteringen en toevoe- | |
| |
gingen. Couperus heeft de eerste versie van de roman zonder veel onderbrekingen op papier gezet. De ductus verschilt nauwelijks en bijna alle bladen zijn in dezelfde paarse inkt beschreven.
Het kladhandschrift van Het late leven bestaat uit 160 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot23 Enkele bladen zijn ruitjespapier. Het is als volgt samengesteld: een ongenummerd blad met het opschrift Het Late Leven, en genummerde bladen van 2-75, 77-161. Het kladhandschrift bevat betrekkelijk weinig doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. Een groot aantal bladen vertoont zelfs niet één verandering. Couperus heeft er zonder veel onderbreking aan gewerkt: alle bladen zijn in dezelfde paarse inkt beschreven en de ductus is gelijkmatig.
Het kopijhandschrift van De kleine zielen bestaat uit twee, apart genummerde, delen. Het eerste deel telt 144, grotendeels gelinieerde, bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot24 Het eerste, ongenummerde blad heeft het opschrift De Familie en de Kennissen. Eerste Deel; de volgende bladen zijn genummerd 2-144. Het tweede deel telt 214 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot25 Het eerste, ongenummerde blad heeft het opschrift De Familie en de Kennissen. Tweede Deel; de volgende bladen zijn - gedeeltelijk onjuist - genummerd 2-38, 37, 40-184, 135-162, het laatste blad is met potlood juist genummerd: 213; de onjuiste nummering van de bladen 135-140 is eveneens met potlood gecorrigeerd tot 185-190 en bij dit laatste nummer staat ‘etc.’.
Couperus zelf heeft alle bladen van het eerste deel van het kopijhandschrift geschreven en van het tweede deel de bladen 1-39 (eerste helft) en 111-114 (eerste gedeelte); zijn vrouw heeft het grootste gedeelte van het tweede deel gemaakt: 39 (tweede helft)-110 en 114 (laatste gedeelte)-213. Aangezien Elisabeth Couperus veel groter schreef dan haar man, had zij aanzienlijk meer bladen
| |
| |
nodig. Het kopijhandschrift bevat vrijwel geen doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. Het is door Couperus en zijn vrouw voor het grootste gedeelte geschreven in paarse inkt. De ductus is zeer gelijkmatig.
Het kopijhandschrift van Het late leven bestaat uit twee, apart genummerde, delen. Het eerste deel telt 150 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven. Het eerste, ongenummerde blad heeft het opschrift Het Late Leven. Eerste Deel; de volgende bladen zijn genummerd 2-114, 114a-149. Het tweede deel telt 114 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot26 Het eerste, ongenummerde blad heeft het opschrift Het Late Leven. Tweede Deel; de volgende bladen zijn genummerd 2-114.
Couperus zelf heeft van het eerste deel de bladen 130 (laatste gedeelte)-149 geschreven en van het tweede deel 1-99 (eerste gedeelte); zijn vrouw heeft het eerste en het laatste gedeelte van het kopijhandschrift gemaakt: 1-130 (eerste gedeelte) en 99 (laatste gedeelte)-114. Het kopijhandschrift bevat vrijwel geen doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. Het is door Couperus en zijn vrouw geschreven gedeeltelijk in paarse en gedeeltelijk in lichtzwarte inkt. De ductus is zeer gelijkmatig.
De klad- en kopijhandschriften van de twee hoofdstukken die later aan het eerste deel van Het late leven zijn toegevoegd, bestaan uit apart genummerde, gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven:Ga naar voetnoot27 hoofdstuk xiii 2 bladen klad (1-2) en 3 bladen kopij (ongenummerd, 2-3); hoofdstuk xv 4 bladen klad (1-4) en 5 bladen kopij (1-5). De bladen zijn alle door Couperus in paarse inkt geschreven.
| |
| |
De kopijhandschriften van De kleine zielen en Het late leven zijn te herkennen onder andere aan de zwarte vegen die op de zetterij zijn ontstaan.
De tekst van de kopijhandschriften wijkt inhoudelijk niet erg af van de gepubliceerde versie van De kleine zielen en Het late leven. Meestal gaat het om kleine, vooral stilistische, varianten. Het kladhandschrift van het eerste deel van De kleine zielen verschilt aanzienlijk van de gepubliceerde versie. Couperus heeft dit deel bij het overschrijven grondig bewerkt. Tussen enerzijds de uiteindelijke versie van het kladhandschrift van het tweede deel van De kleine zielen en van het kladhandschrift van Het late leven, en anderzijds de kopijhandschriften en de gepubliceerde versies bestaan wel veel, maar niet erg ingrijpende varianten. Die delen zijn niet grondig bewerkt of omgewerkt. De opeenvolgende scènes en hoofdstukken uit de kladhandschriften zijn gehandhaafd.
B. een uitgave in boekvorm:
Louis Couperus: De boeken der kleine zielen; [dl. i:] De kleine zielen. Amsterdam, L.J. Veen, [november 1901]. 2 dln. Met een bandtekening van Theo Neuhuys.Ga naar voetnoot28
Louis Couperus: De boeken der kleine zielen; [dl. ii:] Het late leven. Amsterdam, L.J. Veen, [april 1902]. 2 dln. Met een bandtekening van Theo Neuhuys.
Op 15 juni 1901 deelde Couperus aan Veen mee dat De familie en de kennissen - later getiteld: De kleine zielen - ‘geleidelijk’ in het net werd overgeschreven. Hij verwachtte dat ook Het late leven op tijd gereed zou komen: ‘[...] de moeilijkheid is het copieeren, mijne vrouw laat mij in de steek, ik ben bang dat het hare oogen wat vermoeit. Maar met een paar bladzijden overschrijven per dag, kom ik er?’Ga naar voetnoot29 Veen vreesde dat met het overschrijven veel tijd verloren zou gaan. Daarom vroeg hij het kladhandschrift als kopij te sturen.Ga naar voetnoot30 Couperus voelde hier niets voor: ‘Ja, dat kunt ge
| |
| |
begrijpen: De Kleine Zielen drukken naar het origineele M.S.! Nooit en nimmer! Daar heb ik te veel menschenliefde voor, voor zetter en mijzelve. [...] Neen, ge krijgt spoedig een pakket: met een groot stuk copie Zielen (het eerste deel van Boek i.) en dan is het goed dat ge zetten laat: dan kan ik geleidelijk nu al de proeven nazien.’Ga naar voetnoot31 Op 20 juli zond Couperus de kopij van het eerste deel en het begin van het tweede deel van De kleine zielen naar Veen. De uitgever die meende de gehele kopij van De kleine zielen en het begin van Het late leven ontvangen te hebben, gaf op 25 juli drukkerij Thieme opdracht een proefpagina te zetten en uit te rekenen hoe groot het eerste boek zou worden.Ga naar voetnoot32 Vier dagen later stuurde Thieme de proefpagina; De kleine zielen zou een omvang krijgen van 17 vel, dat wil zeggen 272 bladzijden.Ga naar voetnoot33 Veen liet daarop aan Couperus weten dat het boek lang niet zo groot zou worden als hij had gedacht. Bij de bepaling van het honorarium waren beiden echter uitgegaan van een grote roman.Ga naar voetnoot34 Couperus antwoordde: ‘[...] cher ami, ge moet u vergissen met uw berekening!! Ge kunt ook nog niet berekenen, want ge hebt nog niet alles: ik zond u (niet het eerste Boek) maar het eerste Deel van het eerste Boek + het begin van het tweede deel van het eerste boek: hoe wilt ge nu al zoo pessimistisch berekenen! [...] Ge hebt klaarblijkelijk gemeend, dat ge al het geheele Eerste Boek
hadt!!’Ga naar voetnoot35 Veen gaf toe dat hij zich vergist had.
Begin augustus 1901 begon Thieme met de produktie van De kleine zielen. Binnen een week was het eerste deel gezet.Ga naar voetnoot36 Op 19 augustus schreef Veen aan Couperus: ‘Ge hebt de drukproeven zeker wel ontvangen. Krijg ik spoedig het voor revisie en de rest van deel ii?’Ga naar voetnoot37 In afwachting van Couperus' zending gaf Veen
| |
| |
Thieme opdracht te beginnen met het tweede deel. De rest van de kopij zou spoedig volgen.Ga naar voetnoot38 Couperus stuurde op 20 september de gecorrigeerde proeven en de nog ontbrekende kopij van het tweede deel. Hij vroeg Veen goed te letten op zijn aanwijzingen voor het zetten van dialogen waarin Cateau optreedt: de (klein)-kapitaal voor de door Couperus in zijn handschrift dubbel onderstreepte woorden van Cateau ‘geeft haar zeurige nadrukjes goed weer’.Ga naar voetnoot39 Veen bevestigde de ontvangst van de kopij op 24 september; hij beloofde Couperus binnen een week alles in proef te geven. Op dezelfde dag schreef hij aan Thieme: ‘Hierbij de rest copie Couperus. Geef mij nu ommegaande even op hoe groot nu deel ii wordt, en zet het geheel als het kan voor 5 Oct. af.’ Verder gaf hij opdracht de gecorrigeerde vellen van deel i met spoed af te drukken.Ga naar voetnoot40
Op 9 oktober 1901 stuurde Thieme de eerste 8 afgedrukte vellen van De kleine zielen naar binderij Tenthoff te Amsterdam.Ga naar voetnoot41 Een dag later liet Couperus aan Veen weten: ‘De proeven krijgt ge allen tegelijk binnen een 10 dagen terug, en de revizie zal dan heel vlug gaan: het zijn prachtige proeven, bijna zonder fout. -’Ga naar voetnoot42 In november werden de resterende vellen van het eerste deel en alle vellen van het tweede deel van De kleine zielen door Thieme in gedeelten afgedrukt en naar de binder gestuurd.Ga naar voetnoot43
Veen had reeds in juni 1901 met Theo Neuhuys afgesproken dat hij een band voor De boeken der kleine zielen zou maken. Op 19 juni zegde Neuhuys toe een band te ontwerpen ‘waardig’ om het nieuwe werk van Couperus ‘samen te vatten’.Ga naar voetnoot44 Half juli stelde Veen de ontwerper op de hoogte van de veranderde titels van de
| |
| |
eerste twee boeken. Neuhuys voltooide het bandontwerp begin augustus. Toen Couperus vervolgens naar de band informeerde, antwoordde Veen hem eind september dat hij van plan was voor de reeks De boeken der kleine zielen dezelfde band van Theo Neuhuys te gebruiken, maar in een per boek verschillende kleur.Ga naar voetnoot45 Op 10 oktober stuurde binderij Brandt de bandstempel naar Thieme. Veen gaf de drukkerij opdracht de omslagen te drukken: voor De kleine zielen in een grijze tint en voor Het late leven in een bruine kleur.Ga naar voetnoot46
Couperus ontving op 21 november 1901 een exemplaar van de zogenaamde ‘pracht-editie’ van De kleine zielen: een exemplaar op speciaal papier gedrukt en gebonden in een perkamenten band met een gouden belettering. Hij vond het boek ‘bizonder mooi’: ‘Neuhuys heeft alle eer van zijn werk, de band is fijn geteekend, en dat perkament-papier en mat goud is rijk en toch van uitnemenden smaak. Ik ben er best meê tevreden, ook met het mooie papier; ook met het binden van het boek: het valt zoo gemakkelijk open...’ Couperus was echter niet tevreden over de wijze waarop de familienamen in de roman waren gespeld; Van Lowe en Van Naghel komen voor naast van Lowe en van Naghel. Volgens hem waren deze inconsequenties de schuld van de drukkerij, want zelf schreef hij altijd Van Lowe en Van Naghel: ‘Wij doen allen onze best ons boek zoo impeccabel mogelijk de wereld in te zenden, en bij het afdrukken doet men slordigheden en eigenwijsheden. Ge zult goed doen er naar te informeeren: die slordige familie-namen maken buiten des schrijvers schuld een indruk of de proeven niet met zorg werden nagekeken. Wat heb ik er aan of ik een proef twee- drie- viermaal corrigeer en overlees, als het afdrukken zoo slordig gaat.
‘Maar dat is dan ook het eenige. Verder heb ik gelukkig geene groote drukfouten ontdekt en ziet het boek er heerlijk uit, in zijn
| |
| |
voorname en deftige pracht.’Ga naar voetnoot47 Ook de gewone editie van De kleine zielen in de grijze linnen band viel bij Couperus in de smaak.Ga naar voetnoot48
Eind oktober 1901 schreef Couperus aan Veen dat Het late leven waarschijnlijk begin januari 1902 zou zijn overgeschreven. Een maand later liet hij weten dat zijn vrouw iedere dag aan het overschrijven was. Hij beloofde de kopij voor ongeveer half januari.Ga naar voetnoot49 Veen spoorde aan tot haast, hij wilde het boek in februari laten verschijnen. Couperus antwoordde: ‘Begin Februari!!! We zullen het probeeren, maar reken er niet vast op. Want het overschrijven neemt veel tijd. Enfin, we zullen ons best doen.’Ga naar voetnoot50 Half december beloofde Couperus het eerste deel van Het late leven ‘spoedig’ te sturen.Ga naar voetnoot51 In januari 1902 ontving Veen het eerste deel en het begin van deel ii. De rest zou langzamerhand volgen: ‘[...] waarlijk ik schrijf mij er dood aan...’Ga naar voetnoot52
Onmiddellijk na ontvangst stuurde Veen de kopij door naar Thieme. Couperus meende dat publikatie in februari niet meer haalbaar was, want hij moest de proeven ook nog corrigeren. De uitgever stelde hem daarop voor het vierde deel van De boeken der kleine zielen voorlopig te laten rusten en zich helemaal te concentreren op het overschrijven en het corrigeren van Het late leven. Couperus ging hiermee akkoord, maar hij weigerde pertinent zijn kladhandschrift als kopij te sturen. Toen het eerste deel van Het late leven was gezet, kwam Veen tot de ook voor Couperus teleurstellende ontdekking dat de roman aanzienlijk dunner zou worden dan De kleine zielen. Couperus probeerde het grote verschil nog enigszins te verkleinen. Tegelijk met de gecorrigeerde proeven van het eerste deel zond hij twee nieuwe hoofdstukken:
| |
| |
‘[...] deze hoofdstukjes doen er weêr een vel bij, en deel ii zal het boek wel ophalen, hoop ik.’Ga naar voetnoot53
Op 10 februari 1902 liet drukkerij Thieme weten dat de eerste zeven vellen van deel i van Het late leven nog niet voor afdrukken waren ontvangen.Ga naar voetnoot54 Couperus weet de vertraging aan het carnaval.Ga naar voetnoot55 Eind februari liet hij Veen nog weten dat hij tussen de afgedrukte vellen van het eerste deel twee pagina's miste.Ga naar voetnoot56 Maar enkele dagen later berichtte Thieme dat de vellen van deel i en het eerste vel van deel ii bij binderij Tenthoff waren afgeleverd.Ga naar voetnoot57 Op 25 maart volgden de vellen van het voorwerk van beide delen.Ga naar voetnoot58 Die zelfde dag vroeg Couperus de afgedrukte vellen van deel ii geregelder te sturen ter laatste controle.Ga naar voetnoot59 De tijd begon inmiddels te dringen. Begin april ontdekte Couperus nog een ‘onmogelijke’ zetfout in het achtste vel, maar aan zijn verzoek het hele vel over te drukken kon niet meer worden voldaan.Ga naar voetnoot60 Eind april stuurde Thieme de omslagen van Het late leven naar de binder, waarna de roman kon verschijnen.Ga naar voetnoot61
Op 28 april 1902 schreef Couperus aan Veen: ‘Ik ontving Het Late Leven; ja, het is een slank boekje geworden en ik heb er wel het land over; het is een drommelsche toer manuscript te transponeeren in druk! Ik had nooit gedacht dat het eerste Boek zoo dik zoû zijn geworden, maar ook nooit gedacht dat het tweede zoo slank zich zoû voordoen!
‘De perkamenten editie is weêr heerlijk mooi - alleen te dun, maar dat is mijn schuld! -; verder prefereer ik toch het grijs van de Zielen.’Ga naar voetnoot62
| |
| |
De uitgaven van 1901 en 1902 zijn de eerste en enige druk van respectievelijk De kleine zielen en Het late leven die tijdens Couperus' leven verschenen. De oplage van de boeken was 3000 exemplaren.Ga naar voetnoot63 In oktober 1901 liet Veen van De kleine zielen 1500 exemplaren innaaien en 1000 binden. Dezelfde verdeling gold voor Het late leven.Ga naar voetnoot64 Na ontvangst van zijn luxe-exemplaar van De kleine zielen schreef Couperus aan Veen: ‘Ik hoop, dat ge van ons ivoor-en-gouden boek pleizier zult hebben: als ze maar niet vergeten, kritiek en publiek, dat dit boek eigenlijk een inleiding is voor de drie anderen, waarin dus van zelve meer emotie trilt.’Ga naar voetnoot65
Om de verkoop van De boeken der kleine zielen te bevorderen had Veen reeds in september 1901 eerst de criticus W.G. van Nouhuys en vervolgens M.G.L. van Loghem, redacteur van het tijdschrift Nederland, benaderd met het verzoek een boekje te schrijven over het eerste boek of over het werk van Couperus in het algemeen. Veen dacht aan een klein boekje van ongeveer 12 bladzijden. Zowel Van Nouhuys als Van Loghem weigerden.Ga naar voetnoot66
De verkoop van De kleine zielen en Het late leven was de eerste jaren redelijk succesvol.Ga naar voetnoot67 Veen heeft in 1903, toen de gehele serie compleet was, overwogen een goedkope ‘volksuitgave’ van De boeken der kleine zielen te maken.Ga naar voetnoot68 Uiteindelijk heeft hij een der- | |
| |
gelijke uitgave niet aangedurfd, omdat juist in die tijd de verkoop van Couperus' boeken sterk verminderde.
In 1905 werden De kleine zielen en Het late leven als de delen 15 en 16 opgenomen in de serie Werken van Couperus. De roman was toen nog verkrijgbaar in de oorspronkelijke band van Van Neuhuys en daarnaast nu ook te koop in de speciaal voor de gehele serie door H.P. Berlage Nzn ontworpen band, en in losse afleveringen van f0,50 per stuk. In februari 1911 liet Veen Couperus weten dat hij een begin wilde maken met goedkope uitgaven van zijn werk, want de oorspronkelijke boeken, zoals De kleine zielen, waren te duur.Ga naar voetnoot69 In de daarop volgende jaren bracht Veen een aantal boeken van Couperus tegen een sterk verlaagde prijs, in verschillende series, opnieuw in de handel. Maar dit is niet met De kleine zielen gebeurd. In het archief-Veen zijn geen gegevens te vinden die wijzen op een nieuwe, goedkope uitgave van deze roman. Een dergelijke uitgave is evenmin ooit aangekondigd in advertenties van Veen of in het Nieuwsblad voor den boekhandel.
| |
Tekstkeuze
Voor deze uitgave van De kleine zielen en Het late leven zijn de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen drukken gekozen: zij vertegenwoordigen de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste drukken dat zich bevindt in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag.
| |
Correcties
Omdat het kladhandschrift (h1) van het eerste deel van De kleine zielen inhoudelijk sterk afwijkt van de gepubliceerde tekst van de roman is het niet betrokken in de tekstvergelijking voor de nieuwe editie. Het kladhandschrift is alleen geraadpleegd bij tekstuele
| |
| |
problemen in de basistekst die niet met behulp van het kopijhandschrift (h2) waren op te lossen. Het kladhandschrift (h1) van het tweede deel van de roman en dat van Het late leven zijn betrokken in de tekstvergelijking voor die gedeelten waar het kopijhandschrift (h2) door mevrouw Couperus is gemaakt.
In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van het kopijhandschrift (h2) van De kleine zielen en van Het late leven met de eerste druk van deze romans en in de boven aangegeven gevallen met de kladhandschriften (h1), de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij voorkomt in alle genoemde versies. Indien dit niet het geval is, worden ook de lezing van het kopijhandschrift (h2) en in voorkomende gevallen van het kladhandschrift (h1) vermeld. Hierbij is de volgorde h2, h1 aangehouden, omdat het handschrift h2 als kopij voor de eerste druk heeft gediend.Ga naar voetnoot70
14,21 |
voldoening/weldoening (voldoening h2) |
19,11 |
parti/partie (parti h2) |
19,26 |
hier/niet (hier h2) |
19,33 |
hè/hé (hè h2) |
19,35 |
nijdig;/nijdig: (nijdig; h2) |
20,31 |
jongere/jonge (jongere h2) |
21,2 |
een/het (een h2) |
21,33 |
doè/doê (doè h2) |
27,22 |
steil/stijl* |
28,27 |
voor haar/haar (voor haar h2) |
| |
| |
31,27 |
zelf/zelfs* |
36,20 |
eerste fout/fout (fout h2, eerste fout h1) |
36,31 |
vorsten:/vorsten (vorsten: h2) |
37,25 |
dien/den (dien h2) |
41,7 |
elkaâr/elkaàr (elkaâr h2) |
46,7 |
nijdaste/nijddaste* |
49,32 |
beslist,/beslist (beslist, h2) |
50,13 |
zouden/zoûden (zoû h2) |
50,14 |
kleedt/kleed* |
52,5 |
het ook/ook (het ook h2) |
56,6/7 |
Staffelaer/Staffelaar (Staffelaer h2) |
57,29 |
Nu dat/Nadat (Nu dat h2) |
67,14 |
alleen:/alleen.* |
71,21 |
als/al (als h2) |
72,4 |
Van der Welcke/Van Welcke (Van der Welcke h2) |
72,16 |
Van der Welcke /Van Welcke (Van der Welcke h2) |
73,32 |
Asschepoestertje/Asschepoetstertje (Asschepoestertje h2) |
75,1 |
gepromoveerd;/gepromoveerd: (gepromoveerd; h2) |
77,8 |
blauwe/blonde (blauwe h2) |
79,24 |
mevrouw./mevrouw, (mevrouw, h2) |
79,33 |
er iets/iets (er iets h2) |
82,6 |
Constance:/Constance. (Constance. h2, Constance: h1) |
88,10 |
kibbelen,/kibbelen, - (kibbelen, h2) |
90,6 |
het/het het (het h2) |
90,34 |
suite,/suite, - (suite, h2) |
91,29 |
zijn!/zijn (zijn! h2) |
93,24 |
voór/voor (voór h2) |
100,22 |
die,/die (die, h2) |
105,16 |
officieele/officieele (officieele h2) |
109,33 |
heeft/geeft (heeft h2) |
111,11 |
dochters/dochter (dochters h2) |
116,16 |
Omdat/Om (Omdat h2)Ga naar voetnoot71 |
122,2 |
kind./kind, (kind. h2) |
| |
| |
123,33/34 |
hadden immers/haddenimmers (hadden immers h2) |
123,34 |
vraag/vroeg (vraag h2) |
124,8 |
draaimolen!/draaimolen? (draaimolen! h2) |
132,27 |
ontvallen/ontraden (ontvallen h2) |
138,5 |
ter neêr/ter neêr (terneêr h2) |
148,22 |
sympathisch/sympatisch (sympathisch h2) |
149,11 |
geloosd/geloodsd* |
151,23 |
Eilenburghs/Eilenburgs* |
151,23 |
Steijns/Steyns* |
154,17 |
te strikken/je strikken (te strikken h2) |
155,4 |
prezenteeren;/prezenteeren: (prezenteeren; h2) |
158,8 |
bleek!/bleek? (bleek! h2) |
167,16 |
Aarebèien/Aarebêien (aarebèien h2) |
168,27 |
dan/van (dan h2) |
168,33 |
ridicuul/ridicueel (ridicuul h2) |
170,32 |
degelijkheid/degelijkheid, (degelijkheid h2) |
171,11 |
zichzelve:/zichzelve, (zichzelve h2) |
171,16 |
dwong/dong* |
172,20 |
maken,/maken (maken h2, maken, h1) |
179,2 |
de familie/de familie (de familie h2) |
185,9 |
lief atavistisch'/liefs atavistisch (liefs atavistisch' h2) |
185,15 |
belangen,/belangen (belangen, h2) |
185,24 |
zijn/zij (zijn h2) |
190,11 |
kwaad:/kwaad, (kwaad: h2) |
193,11 |
Möller-Thijs/Möller - Thijs (Möller-Thijs h2) |
193,14 |
Möller-Thijs/Möller - Tijs (Möller-Thijs h2) |
195,24 |
Hendrik/Herman* |
196,9 |
verloor zich/verloor (verloor h2, verloor zich h1) |
198,34 |
pooze/pauze (pooze h2) |
202,10-12 |
komen... Ook voelde zij, dat haar oude man, bang was, dat zij te laat zoû komen... of/komen... of (komen... Ook voelde zij, dat haar oude man bang was, dat zij te laat zou komen... of h2, komen... Ook voelde zij, dat haar oude man, bang was, dat zij te laat zou komen... of h1) |
| |
| |
203,25-27 |
had. Misschien toch was het beter geweest, als zij maar eerst had getelegrafeerd. Misschien waren/had. Misschien waren (had. Misschien toch was het beter geweest, als zij maar eerst had getelegrafeerd. Misschien waren h2, h1) |
204,22 |
Constance,/Constance (Constance, h2, h1) |
207,6 |
vloeiden/vloeide* |
209,20 |
menschen, - /menschen, (menschen - h2, menschen, - h1) |
210,20 |
dien ouden/die den ouden (die den ouden h2, dien ouden h1) |
211,20 |
soirée's/soireé's (soiree's h2, soirees h1) |
212,11 |
soirée's/soireé's (soiree's h2, soirees h1) |
213,11 |
twintig,/twinig, (twintig, h2, h1) |
219,5/6 |
vrienden. Frans, dadelijk, zag, dat Addy heel ontstemd was./ vrienden, (vrienden. Frans, dadelijk, zag dat Addy heel ontstemd was. h2, vrienden. Frans, dadelijk, zag, dat Addy heel ontstemd was. h1) |
220,7 |
Addy, plotseling/Addy plotseling, (Addy plotseling, h2, Addy, plotseling h1) |
220,9 |
Addy.../Addy.. - (Addy... h2, h1) |
221,27 |
meer/meêr (meer h2, h1) |
223,1 |
van u/van van u (van u h2, h1) |
225,16 |
al/als (als h2, al h1) |
225,32 |
nieuwe/nieuw (nieuw h2, nieuwe h1) |
228,29 |
haar plotseling als/als plotseling haar (als plotseling haar h2, haar plotseling als h1) |
229,26 |
even/even, (even, h2, even h1) |
231,11 |
niet/nu (niet h2, h1) |
231,30 |
alinea Zoo/geen alinea Zoo (geen alinea Zoo h2, alinea Zoo h1) |
232,6 |
hij zóo, onwetend/hij, zóo onwetend (hij, zoó onwetend h2, hij zoo, onwetend h1) |
232,15 |
nu/na (na h2, nu h1) |
234,26 |
zeggen... Maar/zeggen..., Maar (zeggen... Maar h2, zeggen... maar h1) |
| |
| |
239,4 |
gebed/gebed, (gebed, h2, gebed h1) |
243,9 |
vreemd/nieuw (vreemd h2, h1) |
244,15 |
na/in (na h2, h1) |
245,8 |
bent/ben* |
247,12 |
stilzwijgend,/stilzwijgend (stilzwijgend h2, stilzwijgend, h1) |
250,3 |
frissche/frische* |
250,5 |
den kleinen, vollen/den kleine, vollen (de kleine volle h2, de kleine, volle h1) |
251,8 |
- het/- het (- het h2, h1) |
251,14 |
verwonderde/verwonderende (verwonderde h2, h1) |
251,23 |
vreemd,/vreemd (vreemd h2, vreemd, h1) |
252,30 |
hen/haar (haar h2, hen h1) |
253,28/29 |
uren in/uren en (uren in h2, h1) |
254,15 |
redelijk,/redelijk (redelijk h2, redelijk, h1) |
254,19 |
sympathie, aan/sympathie en (sympathie en h2, sympathie, aan h1) |
256,13 |
hè/hé (hè h2, h1) |
259,19 |
Adolfine, ziende/Adolfine ziende, (Adolfine ziende, h2, Adolfine, ziende h1) |
260,5/6 |
‘menschen zien’/menschen zien (menschen zien h2, ‘menschen zien’ h1) |
264,4/5 |
gesprek,/gesprek (gesprek h2, gesprek, h1) |
266,2 |
had/hadden* |
266,6 |
nu dat/nadat (nu dat h2, h1) |
267,5 |
slaatje/slaadje (sla-tje h2, slaatje h1) |
267,16 |
oud-gouverneur-generaal/oud gouverneur-generaal (oud gouverneur-generaal h2, oud-gouverneur-generaal h1) |
267,28 |
gezinspeeld,/gezinspeeld; (gezinspeeld, h2, h1) |
272,8 |
maanden/maanden, (maanden h2, h1) |
272,9 |
geduld-worden/geduld worden (geduld worden h2, geduld-worden h1) |
274,22 |
en/er (en h2, h1) |
275,28 |
geven bizonder/geven, en zonder (geven, en zonder |
| |
| |
|
h2, geven bizonder h1) |
277,11 |
een opzet/en opzet (en opzet h2, een opzet h1) |
279,23 |
er/en (er h2, h1) |
280,4 |
beklemming, als een nachtmerrie/afwachting, een beklemming (afwachting, een beklemming h2, beklemming, als een nachtmerrie h1) |
280,24 |
weêr/weer (weer h2, weêr h1) |
280,34/35 |
maar Gertrúde... Gertr-u-u-de! schreeuwde/maar Gertrúde... |
|
- Gertr-u-u-de! schreeuwde (maar Gertrúde... Gertr-u-u-de! schreeuwde h2, h1) |
281,25 |
beroèrrde/beroèrrrde (beroèrrrde h2, beroèrrde h1) |
282,6 |
Constàns/Constans (Constans h2, Constàns h1) |
282,10 |
Hè/Hé (Hé h2, Hè h1) |
282,11 |
hè/hé (hé h2, hè h1) |
283,8 |
luidruchtig, vullende/luidruchtig vullende, (luidruchtig vullende h2, luidruchtig, vullende h1) |
284,20 |
ging,/ging (ging h2, ging, h1) |
285,20 |
werkelijk,/werkelijk (werkelijk h2, werkelijk, h1) |
287,26 |
weten/wetèn (wetèn h2, weten h1) |
288,9 |
kleêren/kleeren* |
288,14 |
kleêren/kleeren* |
289,35 |
artikel.../artikel - (artikel - h2, artikel... h1) |
290,7 |
dingen.../dingen: (dingen: h2, dingen... h1) |
293,26 |
geniëerd/genïeerd (genïeerd h2, genieerd h1) |
295,16 |
Ja.../Ja - (Ja - h2, Ja... h1) |
295,16 |
helpt.../helpt - (helpt - h2, helpt... h1) |
296,33 |
vermoord/vermoordt (vermoord h2, h1) |
297,14 |
komt/komt! (komt h2, h1) |
297,20 |
smeekend/smeekte (smeekte h2, smeekend h1) |
298,13 |
jij,/jij (jij h2, jij, h1) |
299,22 |
ineengezakt/gezakt (gezakt h2, ineengezakt h1) |
301,5 |
aanvallen,/aanvallen (aanvallen h2, aanvallen, h1) |
301,12 |
voorwaarde/voorwaarden (voorwaarde h2, h1) |
302,35 |
zij/zei (zij h2, h1) |
| |
| |
304,1 |
Constance??/Constance!! (Constance!! h2, Constance?? h1) |
304,5 |
heeft??/heeft!! (heeft!! h2, heeft?? h1) |
304,6 |
Rien.../Rien.. (Rien... h2, h1) |
310,14 |
proestende,/proestende (proestende h2, proestende, h1) |
312,32 |
Hè/Hé (Hè h2, h1) |
313,5 |
Hè...! Hè/Hé...! Hé (Hé...! Hé h2, Hè...! Hè h1) |
313,6 |
Hè/He (He h2, hè h1) |
315,10 |
weêrstrevig,/weêrstrevig (weêrstrevig h2, weerstrevig, h1) |
315,33 |
Zijne/Zijn (Zijn h2, Zijne h1) |
316,11 |
zoû/zou (zou h2, zoû h1) |
316,27 |
assurandën/assurantieën (assurantieën h2, assurantiën h1) |
317,12 |
zoû/zou (zou h2, zoû h1) |
319,35 |
kleêren/kleeren* |
321,3 |
hebt/heb* |
322,2 |
d'hôte/d'-hôte (d'hôte h2, h1) |
322,33 |
ik zelf/ikzelf (ik zelf h2, h1) |
323,25 |
En/En, (En h2, h1) |
326,19 |
vrouw-van-de-wereld/vrouw van-de-wereld (vrouw van de wereld h2, h1) |
327,26 |
Toen,/Toen (Toen h2, Toen, h1) |
328,25 |
Zij/zij (zij h2, Zij h1) |
328,35 |
hè/hé (hé h2, hè h1) |
328,35 |
ziet,/ziet (ziet h2, ziet, h1) |
331,35 |
Dank je/Dankje (Dankje h2, Dank je h1) |
333,25 |
neêr/neèr (neer h2, neêr h1) |
334,14 |
lief/te lief (te lief h2, lief h1) |
335,4 |
schijnbaar,/schijnbaar (schijnbaar h2, schijnbaar, h1) |
336,21 |
weêr/weer (weer h2, weêr h1) |
337,28 |
kijk/kijk, (kijk h2, h1) |
338,8 |
vrouw,/vrouw (vrouw h2, vrouw, h1) |
340,35 |
frissche/frische* |
346,15 |
gedaan?/gedaan! (gedaan? h2, h1) |
347,3 |
blauw verwonderd uitglansden/jong blauw uitwon- |
| |
| |
|
derden (jong blauw uitwonderden h2, blauw verwonderd uitglansden h1) |
352,4 |
Welcke/Welke (Welcke h2, h1) |
353,3 |
als was/was (als was h2, h1) |
353,6-8 |
hem: |
|
- Henri zal dadelijk komen, meneer Brauws... Wil u in den salon komen. |
|
Hij kwam, en zij deed hem zitten. |
|
- Ik/hem. |
|
- Ik (hem. |
|
- Ik h2, hem: |
|
- Henri zal dadelijk komen, meneer Brauws... Wil u in den salon komen. |
|
Hij kwam, en zij deed hem zitten. |
|
- Ik h1) |
355,1 |
de ‘kachel’/‘de kachel’ (de kachel h2, de ‘kachel’ h1) |
357,5 |
hebt/heb* |
358,22/23 |
weêr onteeld/weer onteêld (weer onteêld h2, weêr onteêld h1) |
363,20 |
als/al (als h2, h1) |
368,12 |
niets van/niet over (niet over h2, niets van h1) |
369,7 |
toe-e/toe-ë (toe-ë h2, toe-e h1) |
369,31 |
sedert.../sedert - (sedert - h2, sedert... h1) |
370,4 |
om me heen/ommeheen (ommeheen h2, om me heen h1) |
370,20 |
denken.../denken,... (denken,.. h2, denken.... h1) |
370,26 |
Hoor,/Hoor (Hoor h2, Hoor, h1) |
370,34/35 |
broêrs, twee, haar te volgen... haar broêrs, die/broêrs, die (broers, twee, haar te volgen... haar broers, die h2, broêrs, twee, haar te volgen... haar broêrs, die h1) |
372,18 |
die hem als/als die hem (als die hem h2, die hem als h1) |
372,22 |
Hij/ - Hij (- Hij h2, Hij h1) |
376,2 |
kind,/kind. (kind, h2, h1) |
376,35 |
hè/hé (hé h2, hè h1) |
377,9 |
Maar/naar (Maar h2, h1) |
| |
| |
379,5 |
daar,/daar (daar, h2, h1) |
382,3 |
vrouw’./vrouw.’ (vrouw, h2) |
382,35 |
proestte/proeste (proestte h2) |
384,20 |
meê/nu (mee h2, h1) |
384,21 |
het eerst/eerst (het eerst h2, h1) |
385,1 |
tafel.../tafel.!. (tafel... h2, h1) |
387,16 |
ja-ja-ja!/ja - ja - ja -! (ja-ja-ja! h2, h1) |
387,21 |
tegen elkaâr/elkaâr (elkaar h2, tegen elkaâr h1) |
388,13 |
Adeline,/Adeline (Adeline h2, Adeline, h1) |
389,9 |
bijten,/bijten (bijten; h2, bijten, h1) |
389,18 |
sterke/sterk (sterk h2, sterke h1) |
391,13 |
me mezelve/mijzelf (mij mijzelve h2, me mezelve h1) |
396,13 |
Louise.../Louise.,. (Louise... h2) |
399,20/21 |
nerveus,/nerveus (nerveus, h2) |
401,9 |
Daar,/Daar (Daar, h2) |
401,24 |
her,/her (her, h2) |
401,25 |
zoekends/zoekende (zoekends h2) |
401,25 |
moest/moesten* |
402,10 |
hoorde/hoorden (hoorden h2, hoorde h1) |
402,33 |
schreeuwde/scheeuwde (schreeuwde h2) |
403,14 |
beleefdheid./beleefdheid, (beleefdheid. h2) |
405,15 |
iedereen!/iedereen? (iedereen! h2) |
410,23 |
glansde-uit/glansde, uit (glansde-uit h2) |
411,13 |
meer?/meer. (meer? h2) |
418,2 |
meer/weêr (meer h2) |
418,18 |
hadden/had* |
423,18 |
hij/zij (zij h2, hij h1)Ga naar voetnoot72 |
425,25 |
inzag.../inzag.. (inzag... h2) |
428,14 |
Naghel/Nagel (Naghel h2) |
432,21 |
vermoed. Maar/vermoed. alinea Maar (vermoed... - maar h2, vermoed - maar h1) |
433,18 |
‘hun côterie’/hun ‘côterie’ (hun ‘côterie’ h2, ‘hun côterie’ h1) |
| |
| |
435,15/16 |
belachelijkheid... Te willen liefhebben nu de belachelijkheid... Neen/belachelijkheid... Neen (belachelijkheid... Te willen liefhebben nu de belachelijkheid... Neen h2) |
437,18 |
zoeken,/zoeken (zoeken, h2) |
440,20 |
geworden/geworworden (geworden h2) |
447,2 |
éven weemoed/even vermoed (éven weemoed h2) |
448,19 |
frissche/frische* |
448,31/32 |
zich en/zich (zich en h2) |
450,15 |
dìt/dit (dìt h2) |
454,16 |
aangedaan/aangedaan - (aangedaan h2) |
455,3 |
hen/hem (hen h2) |
464,35 |
frissche/frische* |
472,3 |
er uit/er (er uit h2) |
472,32 |
geschrikt/geschrìkt (geschrikt h2) |
475,16/17 |
frissche/frische* |
475,34 |
samentastte/samentaste* |
478,11 |
gesmade/gesmaadde* |
478,27/28 |
doordringend,/doordringend (doordringend, h2) |
481,6 |
wachtte/wachte (wachtte h2) |
482,2 |
als/al (als h2)Ga naar voetnoot73 |
482,33 |
Constance?/Constance? - (Constance? h2) |
484,12 |
schoot/schoolt (zwol h2)Ga naar voetnoot74 |
487,30 |
hun/haar (hun h2) |
488,1 |
al/als (al h2) |
492,27 |
Nú.../Nu - (Nú.. h2) |
493,14 |
elkaâr/elkâar (elkaâr h2) |
494,34 |
veel/wel (veel h2) |
495,13 |
breken,/breken, (breken, h2, breken... h1)Ga naar voetnoot75 |
495,23 |
- Toen/Toen (- Toen h2) |
| |
| |
497,27 |
gebroken.../gebroken.. (gebroken... h2) |
498,26 |
zwart/zwaar (zwart h2) |
499,27 |
langzamerhand, langzamerhand/langzamerhand, alinea Langzamerhand (langzamerhand, alinea Langzamerhand h2, langzamerhand, langzamerhand h1) |
500,14 |
liefde-/liefde - (liefde- h2) |
500,32 |
hij/zij (hij h2) |
502,11 |
geleéfd/geliefd (geleéfd h2) |
503,13 |
van-alles/van alles* |
504,12 |
als/al (al h2, als h1) |
510,16 |
hebt/heb* |
516,10 |
dagen/dagen, (dagen, h2, dagen h1) |
516,21 |
zij laat/zij (zij h2, zij laat h1) |
516,21 |
illuzie-leven/illuzie - leven (illuzie-leven h2, illuzieleven h1) |
516,28 |
groote/groote, (groote, h2, groote h1) |
517,12 |
illuzie/illuzies (illuzies h2, illuzie h1) |
517,30 |
dankbaar,/dankbaar (dankbaar h2, dankbaar, h1) |
| |
Varianten
De eerste druk van De kleine zielen en Het late leven vertoont ten opzichte van de handschriftversies (h1, h2) de hieronder volgende woordvarianten. Als het kopijhandschrift (h2) door mevrouw Couperus is gemaakt, dan worden ook de verschillen tussen het kladhandschrift (h1) en de eerste druk vermeld. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgen de vroegere versies h2 en/of h1.Ga naar voetnoot76
9,5/6 |
doortramd; < doortramd, maar h2 |
10,1 |
glanzend < grauwend h2 |
| |
| |
10,28 |
turen < kijken h2 |
12,12 |
En < Nu en h2 |
14,20 |
portefeuille < portefeuilles h2 |
15,17 |
nog < ook nog h2 |
15,29 |
ongehuwde < ongetrouwde h2 |
16,14 |
bonten < konijnebonten h2 |
16,18 |
haar < wat h2 |
18,8 |
ondeugende < eenvoudige h2 |
18,28 |
jovialige < jovialere h2 |
19,1 |
laten < te laten h2 |
21,5 |
Marietje < Fientje h2 |
21,14 |
nog een < nog h2 |
22,19 |
tegen < nerveus, tegen h2 |
23,3 |
figuur < mooi figuur h2 |
23,12 |
Langzamerhand < Langzamerhand aan h2 |
23,22 |
haar < al hare h2 |
25,19/20 |
met Piet en Herman < met Herman h2 |
25,20 |
zeven < zes h2 |
25,21 |
ook zeven < zeven h2 |
25,22 |
veertien < dertien h2 |
26,2 |
in < na h2 |
27,6 |
De Marietjes komen < Marietje komt h2 |
29,33 |
ijdel < zoo ijdel h2 |
31,20 |
ook verlangde naar zijn land < had er wel oor naar h2 |
31,29 |
haar < hen h2 |
31,32 |
hield < had h2 |
32,17 |
nichtjes < nichten h2 |
33,5 |
nadat < van dat h2 |
33,13 |
toen < geweest, toen h2 |
33,34 |
Bertha, terug met Van Naghel uit Indië, en zij < Bertha en zij h2 |
34,35 |
Bertha en < Bertha - toen al jaren getrouwd - en h2 |
35,35 |
zoo < nu zoo h2 |
37,29 |
een < en een h2 |
38,27 |
werd < was h2 |
| |
| |
38,29 |
hoorden < voelden h2 |
39,19 |
zoo spoedig mogelijk < dadelijk echter h2 |
39,34 |
de < hun h2 |
40,22/23 |
gegaan < gespat h2 |
41,23 |
anders een < een h2 |
41,23 |
werd < was h2 |
41,24 |
zoo < wel eens zoo h2 |
41,26 |
zich < zij zich h2 |
41,27 |
doen < laten h2 |
41,35 |
hare broêrs, hare zusters < hare zusters h2 |
42,7 |
los woord < woord h2 |
42,7-9 |
Addy, wien den laatsten tijd ook dikwijls die naam van Holland op de lippen kwam, - de vader denkende nu ook aan de toekomst van zijn kind < Addy, denkende nu ook aan de toekomst van zijn kind h2 |
42,11 |
had Van der Welcke < had hij h2 |
42,15 |
ouders < hunne ouders h2 |
42,15 |
broêrs < hunne broêrs h2 |
42,16 |
beiden al < al h2 |
42,20 |
hadden om < hadden, nú behoefte hadden om h2 |
42,21 |
De ouders van Henri < Henri's ouders h2 |
42,31 |
tegen < te h2 |
42,33 |
gebleven < geweest h2 |
44,4/5 |
goedmoedig < erg goedmoedig h2 |
44,31 |
gordijnen < gordijntjes h2 |
45,2 |
zijn < een h2 |
45,9 |
kronkelde < krinkelde h2 |
47,13 |
mevrouw < mama h2 |
47,15 |
naar < van h2 |
47,16 |
Heel < Hoe h2 |
49,9 |
allerliefst < aardig h2 |
49,10 |
dien regen < dat weêr h2 |
50,29 |
verwacht ze weêr < wacht ze alweêr h2 |
51,17 |
twee-en-veertig! O < twee-en-veertig! Twee-en-veertig O h2 |
| |
| |
51,24/25 |
te praten, te praten, te praten met < te praten, te praten, met h2 |
51,30/31 |
een paar < een h2 |
52,7 |
advocaat te Semarang < contrôleur, in Kediri h2 |
54,2 |
wordt < is h2 |
54,8 |
nam < haalde h2 |
54,18 |
ook vooral < vooral ook h2 |
55,8 |
kwaliteit < kwaliteiten h2 |
55,13 |
bezat < had h2 |
55,22 |
toch gauw < gauw h2 |
55,24 |
om < voor h2 |
56,7 |
vermoedde < meende h2 |
56,24 |
hulp < veel hulp h2 |
57,30 |
Adolfine < zij h2 |
58,6 |
de kaartjes < het kaartje h2 |
58,7/8 |
leeftijd... hoor! < leeftijd.... h2 |
58,9 |
zij < zijnde h2 |
59,13 |
de elementen < elementen h2 |
60,21 |
aangenomen < was aangenomen h2 |
60,27 |
zwaai < graai h2 |
60,29 |
was < werd h2 |
61,19 |
bende < jongens h2 |
61,33 |
een zeer < zeer een h2 |
62,26 |
acht-en-twintig < acht-en-twintig jaar h2 |
65,4 |
lange < lage h2 |
66,2 |
Holland verlaten had < in Holland was geweest h2 |
66,5 |
ik heb je < heb ik je h2 |
67,5 |
poging tot < woord van h2 |
67,6 |
tot < van h2 |
67,20 |
wij 's avonds < wij h2 |
69,11 |
zijn hals < Van der Welcke's hals h2 |
69,11 |
zijn geschoren < Van der Welcke's geschoren h2 |
71,5 |
zoo < zoo heel h2 |
73,16 |
geblazen, langs < geblazen door h2 |
73,25 |
fijn gedistingeerd! Papa < fijn, zoo gedistingeerd; papa h2 |
| |
| |
74,2 |
ruw < lomp, ruw h2 |
75,9 |
stellen < kunnen stellen h2 |
76,1 |
al te < al h2 |
76,11 |
oudere < oude h2 |
78,8 |
protectie < protecties h2 |
78,17/18 |
met gratie, met wereldkennis zelfs < met wereldkennis, met gratie zelfs h2 |
78,27 |
legatiën < gezanten h2 |
79,2/3 |
waarvoor < waarom h2 |
79,7 |
hoe < dat h2 |
79,8 |
en hoe zij er al < en zij er h2 |
79,21 |
gediende < bediende h2 |
83,30 |
woord meer < woord h2 |
85,19 |
hem heen < hem h2 |
86,5 |
te zijn gedekt < gedekt te zijn h2 |
87,5 |
nu aan < over h2 |
87,20 |
dan < dus h2 |
88,24 |
Toen < Eindelijk h2 |
91,10 |
u zich < u h2 |
93,31 |
domme, leelijke < domme; brute, leelijke h2 |
93,32 |
scheel < scheef h2 |
95,34 |
nieuwe < mooie h2 |
96,2/3 |
van allerlei < allerlei h2 |
96,12 |
dit < dat h2 |
97,6 |
hun < haar h2 |
98,31 |
dit < dat h2 |
99,27 |
een troep < een trap van h2 |
100,13 |
zij < zij zelve h2 |
100,13 |
zoo < nu h2 |
100,24 |
jonge < jongere h2 |
101,12 |
eens < eens een h2 |
101,16 |
stille < stille oude h2 |
101,30 |
dat < dit h2 |
101,35 |
voor < om h2 |
103,4/5 |
Paul was lang niet gemakkelijk, en Ernst < Paul, hoe |
| |
| |
|
wel een fat, ook en Ernst h2 |
103,17 |
intieme < intimere h2 |
107,16 |
wiebelt < wiebelt weêr h2 |
111,5 |
Naghel, < Naghel en h2 |
112,7 |
en de < de h2 |
117,11 |
Die < De h2 |
117,15 |
van een < een h2 |
117,33 |
kan < kunnen h2 |
120,15 |
riep < zei h2 |
120,30 |
treden < trappen h2 |
120,31 |
met < met een h2 |
123,9 |
neen < neen tante h2 |
124,27 |
groot geluk... dat < groot geluk... een geluk, dat h2 |
125,31 |
tweede < derde h2 |
126,5 |
het < het hun h2 |
126,6 |
om < door h2 |
126,17 |
en < nu h2 |
126,23 |
om < voor h2 |
128,20 |
mama < papa h2 |
128,35 |
door < het door h2 |
129,5 |
Vier < Drie h2 |
131,16 |
vast < heel vast h2 |
132,23 |
die < die groote h2 |
132,23 |
het zoo < het h2 |
132,26 |
wel < me h2 |
133,20 |
Maar hij < Hij h2 |
133,20/21 |
kamer plotseling driftig < kamer h2 |
133,32 |
streng aan < aan streng h2 |
133,33 |
een < den h2 |
134,31 |
streelde < smeekte h2 |
136,14 |
verrukt, verrast < verrukt, verrukt h2 |
136,30 |
de < al de h2 |
137,14 |
bestaan < leven h2 |
140,14 |
om voor < voor h2 |
142,16 |
dat < het h2 |
| |
| |
143,8 |
het < dat h2 |
146,2 |
dit < dàt h2 |
146,3 |
toen zij < hoe zij h2 |
146,10 |
in < in de h2 |
146,20/21 |
Algemeenen Secretaris < Secretaris-Generaal h2 |
147,10 |
kamer < kamers h2 |
147,27 |
bloemen < met bloemen h2 |
147,30/31 |
toen met een paar-vingers-hoog champagne haar een < haar toen met een paar-vingers-hoog Champagne een h2 |
148,12 |
treurige < treurige vazen h2 |
148,18 |
geheel < immers geheel h2 |
149,25 |
nooit < niet h2 |
151,23 |
EilenburghsGa naar voetnoot77 en aan < Eilenburgs, aan h2 |
151,26 |
kort < heel kort h2 |
153,1 |
vragen < hebben h2 |
153,13/14 |
jong, met haar < jong, met haar zacht, staalkleurig haar, kroezende om haar h2 |
153,21 |
meer < altijd h2 |
154,5 |
Bertha... Die < Bertha: tarraradjing-boem-boem! Die h2 |
155,9 |
in < terug in h2 |
155,18 |
weten < te weten h2 |
156,34 |
is < zoo h2 |
157,29 |
van de Regentes < in buitengewone dienst h2 |
158,30 |
houdt < laat h2 |
159,4 |
een < de h2 |
159,6 |
buiten < voort h2 |
159,10 |
Constance < Constance zacht h2 |
159,14 |
op < van h2 |
163,15 |
de verte < verte h2 |
164,8 |
waaien < wuiven h2 |
164,17 |
omdat < nadat h2 |
| |
| |
165,11 |
allereerste < eerste h2 |
165,20 |
ribstukken, < ribstukken en h2 |
165,28/29 |
automobiel-pet op < automobiel-pet h2 |
167,8 |
haar < hun h2 |
167,14 |
en < al h2 |
167,33 |
die < de h2 |
169,6 |
drie < vier h2 |
171,10 |
zoo < dan h2 |
172,25 |
wel een < een zeer h2 |
175,4 |
huis en < huis, in h2 |
175,22 |
verhief < verhief hoog h2 |
178,13 |
Hollandsch, en < Hollandsch zijn en h2 |
178,19/20 |
voor haar eigen geld dadelijk gierigheid werd < bijna gierigheid werd h2 |
178,31 |
herinnerden zij < herinnerde men h2 |
182,21 |
te laten < laten h2 |
183,2 |
lollig, zei Gerrit < lollig h2 |
184,24 |
Mijn < Kijk h2 |
185,5 |
zoû < nu zoû h2 |
185,7 |
in de < in h2 |
186,7 |
van < nu h2 |
189,9 |
loog < zij loog h2 |
190,3 |
voelden < voelde h2 |
191,7 |
wild < ruw h2 |
191,11 |
was < was een h2 |
191,17 |
November < September h2 |
193,6 |
zichzelve < haarzelve h2 |
194,13 |
als < al h2 |
197,24 |
morgen. Nooit < morgen. Zij hoorde die stem al den geheelen tijd: ga... ga morgen. Nooit h2 |
200,30 |
om < en h2 |
201,28 |
bevrediging < rust h1 |
201,30 |
dadelijk < trillend h1 |
202,19 |
het < den h2, h1 |
203,7 |
de treinen < den trein h1 |
| |
| |
203,8 |
heel < zeer h1 |
203,9 |
waarvan < die h1 |
203,18 |
het < dat h1 |
203,20 |
niet < niet meer h2, h1 |
203,25 |
voor < om h2, h1 |
204,21 |
een deur in de gang < de deur in de gang h2, de deur van een kamer h1 |
205,17 |
het elkander < elkander het h1 |
205,18 |
voor < om h1 |
205,23 |
woorden < woord h1 |
205,29 |
den < haar h1 |
206,1 |
dit eenvoudige < het eenvoudig h1 |
206,23 |
dien < den h2 |
206,28 |
kamer < kamers h2 |
206,31 |
twee < beide h2 |
207,16 |
Constance < zij h2 |
207,21 |
zoon < kind h1 |
208,4/5 |
moeten hebben gedaan < hebben moeten gedaan h2, moeten hebben gedaan hebben h1 |
208,14 |
aanmistten < aandoezelden h1 |
208,16 |
toch < het toch h1 |
208,18 |
nooit < misschien nooit h1 |
208,22 |
Mistten < Doezelden h1 |
208,27 |
of < dat h1 |
209,6 |
herhaling < herkauwing h1 |
209,6 |
beoordeeling en veroordeeling < veroordeeling en beoordeeling h1 |
209,7 |
vijftien < twintig h1 |
210,12 |
snerpend < snerpend en knerpend h1 |
210,16 |
maar niet < niet maar h1 |
210,19 |
Ze < Het h1 |
210,26 |
om < in h1 |
211,20 |
sport voor < sport, op h1 |
212,9 |
De < Die h1 |
212,11 |
elkaâr < allen elkaar h1 |
| |
| |
212,16 |
haar geval < hun ‘geval’ h1 |
212,32 |
derde klasse < tweede klasse h2, 3 klasseGa naar voetnoot78 h1 |
213,3 |
niet < niet ontsproten h1 |
213,7 |
om < of h1 |
213,9/10 |
Frans en Henri < Henri en Frans h1 |
213,15 |
eigenlijk < inderdaad h1 |
213,31 |
er al alles van weten < de wereld al heelemaal kenden h1 |
213,32/33 |
grinnikte in zijn maag, nooit kunnende uitlachen, ook al wilde hij < lachte gul uit h1 |
214,17 |
hun < die h1 |
214,12 |
langs < door h1 |
214,12 |
straten < straat[?] h1 |
214,26 |
gedanst, of gepraat < gepraat, of gedanst h1 |
215,22/23 |
op dien tijd, toen < toen h1 |
215,23 |
was geweest < geweest h2, geweest was h1 |
215,23 |
te < in h2, h1 |
215,24 |
van dien < dien h2, h1 |
215,24/25 |
gekend had < had gekend h1 |
215,31 |
geinteresseerd < geintrigueerd h1 |
216,5 |
praten < broeien h1 |
216,6 |
Karel < Karel van Naghel h1 |
216,6/7 |
Marianne en Marietje van Naghel < Marianne h1 |
216,10 |
zusje, Marie < zuster Marie h1 |
216,11 |
toen Marie < Marie toen h1 |
216,13 |
Maar Marietje < Marietje h1 |
216,14 |
blijken < merken h1 |
216,14 |
Caroline < Marianne en Caroline h1 |
216,15 |
had < hadden h1 |
216,17 |
was... < was... Maar zij zeide niet, dat zij het niet begreep... h2, was... Maar zij zeide niet, dat zij het begreep... h1 |
216,18 |
Herman < Frans h2, h1 |
| |
| |
216,19 |
een magere kleine bruine sinjo van vijftien < een jongen van 15, die als indischen[?] gebouwd[?], een mager bruine kleine sinjo h1 |
216,20 |
Dot, < Dot en h1 |
216,31/32 |
verontwaardigd, en tante noemde haar man: ouwe wijf! < verontwaardigd. h1 |
216,33 |
neven < neefjes h1 |
216,33 |
hun < hunne jongen h1 |
216,34/35 |
meende Addy een jongen hem te hooren uitschelden < hoorde Addy een jongen hem uitschelden h1 |
217,2 |
zelfs het woord < het woord zelfs h1 |
217,10 |
naam < bijnaam h1 |
217,11 |
gehoord: hij < gehoord. Maar hij h1 |
217,14/15 |
trokken Jaap aan zijn mouw < zagen Jaap aan h1 |
217,16 |
wel < ook h1 |
217,18 |
in een flits < maar in flits h2, nerveus, in eens h1 |
218,5 |
paarsch rood < rood h1 |
218,16 |
je vader < papa h1 |
218,19 |
gebruiken < besteden h1 |
218,24 |
om < op h1 |
218,32 |
kunnen denken < geweten h1 |
218,32 |
doelde op hem < doelde op hem... Italiaan... waarom Italiaan h2, op hèm doelde... Italiaan... waarom Italiaan h1 |
219,29 |
in < voor h2, h1 |
219,33/34 |
kindervel en zijn kindergemoed < zachte kindervel, met het waas van dien onschuld over zijn kindergemoed h1 |
220,12 |
hoorde < voelde h1 |
220,28 |
rijden < fietsen h2, h1 |
220,33 |
wel < heel h1 |
220,34 |
woû < zoû h1 |
221,5 |
alleen, langzaam < langzaam alleen h1 |
221,8 |
zwaar leed < groot leed h1 |
221,8 |
te zwaar < te groot h1 |
| |
| |
221,21 |
op, dadelijk < op h1 |
221,30 |
af. Addy < af: als Addy h1 |
222,2 |
dus < dus zoo h1 |
222,18 |
zoo zwaar < zoo groot h1 |
222,21 |
dan, kom < me, kom h1 |
222,21 |
dan. < me. h1 |
222,34 |
niets < niet h1 |
222,35 |
was voor Addy < voor Addy was h1 |
223,6/7 |
waar... |
|
Van der < waar... |
|
- Maar Addy, mijn jongen... ik zweer het je... het is niet waar. |
|
- U... zweert... het me...? Neen... Neen,... het is wèl waar... |
|
Van der h2, h1 |
223,7 |
het < dat h1 |
223,9 |
hem < het h1 |
223,15 |
dol veel < dol h1 |
223,27 |
jongensleven < leven h1 |
223,29 |
de zoon < het kind h1 |
223,34 |
zijn vader er als bijna in stikte < van d. W. als bijna stikte h1 |
224,4/5 |
terugkomen, < terugkeeren h1 |
224,8 |
niet geweest < niet h1 |
225,20 |
Ga nu, < Gauw nu h1 |
226,1 |
velen < aanzien h1 |
226,3 |
in < dan in h1 |
226,7 |
geweest ware < ware geweest h1 |
226,14 |
verzocht < vroeg h1 |
226,21 |
Paul < Ernst, Paul h1 |
226,25 |
goed < eens goed h1 |
226,27/28 |
Welcke - van natuur opvliegend < Welcke, - hoe ingehouden ook, nerveus van natuur h1 |
227,5 |
en Adolfine zei < en zei h2, en Adolfine werd kwaad, en zei h1 |
| |
| |
227,6 |
zoû < kon h2, h1 |
227,7 |
wist echter < echter wist h2, h1 |
227,8 |
Jaap < tegen Jaap h1 |
227,9/10 |
geweest was, < was geweest h1 |
227,17 |
hare < hare nieuwe h2, haar nieuwe h1 |
227,17/18 |
stemmingen. Den < stemmingen... Op den h1 |
227,29 |
ingehouden < zeer ingehouden h1 |
228,32 |
niet, en zij < niet; zij h1 |
229,22 |
de eigen jaren < de jaren h1 |
229,27 |
zich < zich aan h1 |
230,17 |
kijk < blik h1 |
230,23 |
dien < zijn neef h1 |
230,23 |
had gezegd < gezegd had h1 |
230,23 |
zijn vader had uitgevraagd, en dat < gesproken had met zijn vader en dat h1 |
231,1 |
wisten < kenden h1 |
231,1 |
dien < den h1 |
231,6 |
er dan < dan h1 |
231,7 |
iets, dat < iets wat h2, h1 |
231,8 |
iets, dat < iets wat h2, h1 |
231,22 |
hem, - < nu, - h1 |
231,25 |
vaders, het niet te vragen < vaders als een smeeking het niet te vragen h1 |
232,32 |
vreemde en < vreemde h1 |
233,12 |
weten wilde < wilde weten h1 |
233,30 |
schichtig elkander weêr aan < vluchtig elkander weer aan h2, weer elkander, vluchtig aan h1 |
234,3 |
noch < en noch h1 |
234,14/15 |
eindelijk < eindelijk, zij, h1 |
235,15 |
nog, weifelde hij < nog, weifelend h2, nog weifelend h1 |
236,30 |
diens < zijn h1 |
236,32 |
als hij ons ziet fietsen, < - als hij ons fietsen ziet - h1 |
237,12 |
wil < zal h1 |
237,14 |
zeide < toen zeide h1 |
237,20 |
nederig < rustig h2, h1 |
| |
| |
237,21 |
biechten < zeggen h2, h1 |
237,24 |
dat < dit h1 |
237,26 |
in < in zijn h2, h1 |
238,3 |
staan < even staan h1 |
238,4 |
op < om h1 |
238,6 |
schrikkende < even schrikkende h1 |
238,9 |
doordrong < zag h1 |
238,17 |
Hij < Het h2, Het kind h1 |
238,20 |
frisch, donzig < donzig en frisch[?] h1 |
238,29 |
mompelde < murmelde h2, h1 |
239,13 |
kinderlijke < dolle h2, h1 |
239,17 |
geworden < geworden was h1 |
240,3 |
opperde < vroeg h1 |
240,17 |
omdat alle < omdat h2, h1 |
240,35 |
die < in die h2, in de h1 |
241,5 |
had < hadden h2, h1 |
241,14 |
slechts stilzwijgend < alleen in haar zwijgen h1 |
241,16 |
niet < haar niet h1 |
241,29 |
zijn < dien h1 |
242,3 |
duidelijker die < duidelijk de h1 |
242,8 |
Gerrit, tot < Gerrit, en h1 |
242,20 |
een verwondering < verwondering h1 |
243,12 |
zich < hem h2 |
243,16 |
hun kring < Den Haag h2 |
243,23 |
vooral < nu al h2 |
244,29 |
veertien < dertien h2 |
244,35 |
elk moreel < alle moreel h2 |
244,35 |
elk besef < alle besef h2 |
245,8 |
elk < alle h2 |
246,15 |
niets < niet h1 |
246,18 |
zijn < de h1 |
246,20 |
der < van de h1 |
246,29 |
toen kort < - toen - hoe kort h1 |
246,30 |
had < had - toen - h1 |
247,12 |
verboden < vreemde h1 |
| |
| |
247,15 |
tot < ooit tot h1 |
247,16 |
ooit < ook nooit h1 |
247,22 |
negen-en-dertig < acht-en-dertig h2, h1 |
247,31 |
naaldenbed < de naalden h1 |
248,3 |
oksels < armen h1 |
248,3 |
heesch < trok h1 |
248,26 |
aan < bij h1 |
248,33/34 |
Addy niet kunnende uitlachen, maar van < Addy van h2, h1 |
249,7 |
werd < was h1 |
249,30 |
zijn < als zijn h1 |
249,34 |
gemillimeterd < met een tondeuse h1 |
250,16 |
drie-en-veertig < twee-en-veertig h1 |
251,6 |
met < in h1 |
251,25 |
zwakkere < zwakke h1 |
251,34 |
dat witte < het witte h1 |
252,4 |
al < ook h2, ook al h1 |
252,9 |
broêr < broêr was h1 |
252,32 |
aan < als aan h1 |
253,26 |
dat het < dat dat h1 |
253,26/27 |
die zoo, en bij mevrouw die zus was < die zoo, en bij mevrouw die zus h2, die zoo gebeurde en bij mevrouw die zoo h1 |
254,8 |
fonkelen < schitteren h1 |
254,31 |
niets < niet h1 |
255,1 |
om < om ook h1 |
255,4 |
al < als h1 |
256,14 |
Erkenbouts < Berkenhouts h1 |
257,10/11 |
doen voelen < toonen h1 |
257,11 |
zoo < heel h1 |
257,31/32 |
onder mijn kennissen, aan netheid en fatsoenlijkheid gewoon. < onder mijn kennissen aan netheid en fatsoenlijkheid. h2, in mijn kennissen gewend aan netheid en fatsoenlijkheid. h1 |
258,14 |
jongens < jongen h1 |
| |
| |
258,16 |
had ingegeven < in had gegeven h1 |
258,18 |
lokte zij uit < zeide zij h1 |
258,29 |
kunnen < kan h2, h1 |
259,13 |
papa, is < papa, even goed is h1 |
259,15 |
al < altijd h1 |
260,21 |
bent < bent hierin[?] h1 |
260,24 |
goed, welvoegelijk, fatsoenlijk < goed en welvoegelijk en fatsoenlijk h1 |
261,23 |
heelemaal, om < heelemaal van h1 |
261,24/25 |
Misschien is dat < Misschien h1 |
261,25/26 |
En aan den anderen kant moest je < Je moest h1 |
261,27/28 |
ook niet veel < niet heel veel h1 |
261,29 |
wel < wel eens h1 |
261,31 |
rustiger < ouder h1 |
261,34 |
Erkenbouts < Berkenhouts h1 |
262,9 |
maar < nu h1 |
262,23 |
mooi te vinden < te bewonderen h1 |
262,24 |
eens < eindelijk eens h2, h1 |
262,34 |
om < [xxx] om h1 |
262,34/35 |
nijdige, hatelijke < hatelijke, nijdige h1 |
263,16 |
haar < zich h2, h1 |
263,19 |
dien < een h1 |
263,26 |
zoo < zoo nu h1 |
263,29 |
aan de zijde van < naast h1 |
263,32 |
om haar heen het < het om haar heen h2, h1 |
264,8/9 |
wachtte hare bevalling af < ging niet meer uit, afwachtende hare bevalling h1 |
264,14 |
dierbaar < lief h1 |
264,15 |
vinnig < nijdig h2, h1 |
264,23 |
achtste < 8ste baby h1 |
264,24 |
dier < het h1 |
265,23 |
konden blijven < bleven h1 |
265,23 |
bij < nog bij h1 |
265,28 |
zweepende < zwiepende h2, h1 |
265,29 |
gierende < huilende h1 |
| |
| |
266,2/3 |
had vermoeid < hadden vermoeid h2, vermoeid hadden h1 |
266,11 |
heel intiem exquis < intiem, heel exquis h1 |
266,11/12 |
daar bepaalde zich al hare wereldschheid bij < daarbij bepaalde zich al hare wereldschheid h1 |
266,22 |
en handwerken < en haar handwerk h1 |
266,33 |
De Dwarskijker < Dw. h1 |
267,5 |
altijd weêr < altijd weêr het h1 |
267,9/10 |
Van Aghel van Achteren, als doorzichtige verdraaiïng van Van Naghel van Voorde < ‘Van Aghel’, als doorzichtige verkorting van Van Naghel h1 |
267,25 |
kunnen naderen in een al te voorziene < naderen in den spoedig, al te voorziene h1 |
268,4 |
zoo < of zoo h2, h1 |
268,7 |
en de < en h1 |
268,7 |
nog een < zag een h2, een h1 |
268,19 |
toonde aan haar man < hem toonde h1 |
268,28 |
in hem op om naar < door hem naar h1 |
270,1 |
de < al de h1 |
270,20 |
wonen < leven h2, h1 |
270,26 |
laat hem boèr worden < laat hem boèr worden, laat hem boèr worden h1 |
270,32 |
niet < niet veel h1 |
271,16 |
in. < in! h2, in. Goed! h1 |
271,23 |
vol van < van vol h1 |
271,28 |
nog < toch h1 |
273,17 |
de geheele week eigenlijk geen rust liet, bang < eigenlijk dien geheelen week, ieder oogenblik bezighield, bang h1 |
273,18/19 |
nijdig deden en kwaad wilden < kwaad wilden en nijdig deden h1 |
273,19 |
hare belofte < haar woord h1 |
273,21/22 |
wat hare bedoeling was < hare bedoeling h1 |
273,24 |
in zich < bij zich h1 |
273,20 |
bij vergissing < zoo h2, h1 |
| |
| |
273,32 |
nooit. < nooit, noch Karel en C, noch Gerrit en Adeline, en zelfs noch Dorine of Paul of Ernst, h1 |
274,7 |
ontvangdagen bij Hare Excellentie < ontvangdagen, bij zijn zwager, en Hare Excellentie h1 |
274,22 |
Plaats < Place Royal h2, h1 |
275,2 |
verwondering < bevreemding[?] h1 |
275,9 |
aarzelde < aarzelend h2, h1 |
275,10 |
zoû voorstellen < voor zoû stellen h1 |
275,14 |
Van Eilenburgh < Van Erenveld h2, h1 |
275,16 |
boog < boog even h1 |
275,18 |
ontsteld < geschrokken h1 |
275,19 |
voorgesteld, was < voorgesteld, barones van Erenveld, was h1 |
275,21 |
Van Eilenburgh < van Erenveld h2, h1 |
275,26/27 |
bijgeloovig, huiverig < huiverig h1 |
276,3 |
eene < mijn h1 |
276,4 |
doen < brengen[?] h1 |
276,9 |
heel < heusch[?] h1 |
276,10 |
tante Cateau niet < en tante Cateau h1 |
276,13/14 |
de andere tantes nooit < tante A. en tante C. ...nooit h1 |
276,15 |
heel < weer, heel h1 |
276,18/19 |
de tantes < tante A, en tante C h1 |
276,25 |
opens, eerlijks < eerlijks, opens h1 |
276,28/29 |
tante Adeline en tante Cateau en tante Adolfine < tante Adolfine en tante Cateau h2, tante A. en tante C. h1 |
277,3 |
Eilenburgh < Eerenveld h2, h1 |
277,5/6 |
Eilenburgh < Eerenveld h2, h1 |
277,9/10 |
zijn geweest < zijn h1 |
277,10 |
op dit oogenblik < in dit geval h1 |
277,28 |
er van? vroeg Bertha. < er van? h2, ervan.. h1 |
277,31 |
ons er iets van < ons zoo iets h1 |
277,31 |
trekken < trekken, B. h1 |
277,34 |
haalde < haalde weer h1 |
278,2/3 |
heel waardig < waardig h1 |
278,7 |
Eilenburgh < Eerenveld h2, h1 |
| |
| |
278,14 |
als < tot h1 |
278,18 |
niettegenstaande < omdat h1 |
278,19 |
er, geloof ik, < geloof ik er h1 |
278,19 |
nog altijd < altijd nog h1 |
278,21 |
wel degelijk < niet[?] h1 |
278,33 |
Steyn aan het Hof een charge bekleedende < Steyn een charge bekleedende h2, Steyn, nu aan het Hof een charge bekleedende h1 |
278,35 |
haar < van haar h1 |
278,35 |
haar verloofde < toen haar verloofde h1 |
279,1 |
gezien, in jaren niet < gezien niet h1 |
279,3 |
ze oud, heel oud geworden < hoe oud en oud ze waren geworden h1 |
279,4 |
heele oude < oude h1 |
279,6 |
die oude heer, die oude dame < heer en die dame h1 |
279,11 |
zij ze < zij h1 |
279,15 |
zoon... het < zoon... en het h1 |
279,17 |
Eenige < Twee h1 |
279,25 |
zien zoû < zoû zien h1 |
279,29 |
uitkijkende < turende h1 |
280,2 |
aan < achter h1 |
280,9 |
rijtuig < vigilante h2, h1 |
280,20 |
tantes < zusters h1 |
281,18 |
tante Lot < tante R h1 |
281,23 |
Maar jouw zuster Dorine < Dorine h1 |
282,4 |
vroeg < zei h2, h1 |
282,4 |
tante Lot < tante Ruy h1 |
282,13 |
toch < ja h1 |
282,31 |
doe < handel h1 |
283,9-11 |
ruimte. Toen ging hij naar Constance. |
|
- Kind... < ruimte. |
|
- Dus... wanneer ook weêr? vroeg mama, in de war. |
|
- Over 6 weken... Dag Constance. |
|
- Dag Gerrit... |
|
- Kind! h1 |
| |
| |
283,15/16 |
niet... |
|
Maar zij hoorde nauwlijks naar Gerrit < niet... Ik ga dadelijk weêr weg... Ik zeg maar niets aan mama... maar Adeline was niet wel... |
|
- Laat mij met je gaan... |
|
- Neen, het is lief van je... Maar liever niet... De dokter is er nog... Ik heb mama niets gezegd, omdat... |
|
Maar zij was niet bij de woorden van Gerrit h1 |
283,19 |
het < een h1 |
283,22 |
was achter hen < naderde h1 |
284,11 |
toomen < houden h1 |
284,18 |
riepen < zeiden h2, h1 |
284,21 |
Zij < Zij, met hun drieën h1 |
284,32 |
op den drempel < in de deur h1 |
284,33/34 |
die hij nu vlak zag in het gezicht < die hij op den drempel zag staan h1 |
285,2 |
had aangeslagen < aan had geslagen h1 |
285,5 |
vrouw, en een < vrouw een h1 |
285,9 |
hem mijn < mijn h2, h1 |
285,28 |
tante Lot < tante h1 |
286,6/7 |
ontsnappen en te vragen < ontsnappen, en aan A. te vragen h1 |
286,14 |
getuigden van den < kregen als een h1 |
286,20 |
Toetie < Toeti Ruyvenaer h1 |
286,27 |
je wel < je h1 |
286,34 |
Massa, tusschen < Tusschen tusschen h2, Tusschen h1 |
286,35 |
die Adolfine < Adolfine h1 |
287,1 |
toch treurig... héel treurig < tóch treùrig h1 |
287,11 |
perkara < gheschillen h1 |
287,12 |
boos < heel boos h1 |
287,13 |
gepiqueerd; in den Oost < gepiqueerd. In Indië h1 |
287,15 |
Maar op Java < Maar toch h1 |
287,24 |
den hoek < een hoek h1 |
287,26 |
niet < zich niet h1 |
287,28 |
in den Oost < in... Indië h1 |
| |
| |
287,31 |
hare < alle hare h1 |
287,32/33 |
gewend < en gewend h1 |
287,33-35 |
Daarbij maakte Cateau's geheel Hollandsche woord van den ‘Oost’ haar geheel buiten zichzelve, zoodat zij de kaarten neêrgooide en zei < In eens, boos gooide zij de kaarten neêr, en zei h1 |
288,1 |
meer met jou! < meer...! h1 |
288,2 |
hare medespelers < Karel en Cateau en Toeti h1 |
288,13 |
hadden < allen hadden h1 |
288,21/22 |
met een hand, met een kus < drukkende de hand, de vrouwen gevende een kus h1 |
288,23 |
op < over h1 |
289,9 |
haar < ze h1 |
289,12 |
weêr < nog h1 |
289,21 |
koel. < koel. |
|
- Kan ik het helpen... dacht zij. Waarom zijn zij zoo koel... h2, h1 |
289,23/24 |
gelezen, wist niets zeker < gelezen h1 |
289,33 |
was nog < nog was h1 |
290,11/12 |
had ontweken, scheen zij nu telkens < scheen te ontwijken, poogde zij telkens h1 |
290,15 |
uit < als uit h1 |
290,18 |
zich naast haar < naast haar zich h1 |
290,29 |
zeide < antwoordde h1 |
291,4 |
Dinsdag < gisteren h2, h1 |
291,5 |
Dinsdag < gisteren h2, h1 |
291,13 |
gehandeld < gehandeld... gisteren h2, h1 |
291,16 |
Eilenburgh < Eerenveldt h1 |
292,1 |
Maar < Nu h1 |
292,2 |
Dinsdag < gisteren h2, h1 |
292,14/15 |
ons acht maanden geleden sprak < sprak 8 maanden geleden h1 |
292,27 |
gevraagd < gezocht h1 |
292,29 |
zocht. Wie < zocht... Wie me dwingt? Wie h2, h1 |
293,15 |
onze < je h1 |
| |
| |
293,19 |
onze kinderen < de pozitie van onze kinderen h1 |
293,21/22 |
ik er berouw van krijg < we er berouw van krijgen h1 |
294,7 |
uitmaakte van < was van h1 |
294,15 |
de < alle h2, h1 |
294,26/27 |
salon... riep < salon... al was het aan De Staffelaer zelve! riep h2, h1 |
295,1 |
vrienden < familie h1 |
295,5 |
weende, weende < weende h2, h1 |
295,5/6 |
opgewondenheid en < opgewondenheid, van h1 |
295,18 |
Eilenburgh < Ehren h1 |
295,34 |
mogelijk < ik kan h2, h1 |
296,4 |
eens al < eens, als h1 |
296,15 |
zoû < zouden h2, h1 |
296,24 |
boterhammetjes < sandwiches h1 |
296,29 |
nooit vergevensgezind < nooit voor vergeving gezind h1 |
296,31 |
eer, < eer en h1 |
296,33 |
vermoord hebt < hebt vermoord h1 |
296,35 |
alles < al als h2, h1 |
297,5 |
Dinsdag < gisteren h2, h1 |
297,21 |
Dinsdag < gisteren h2, h1 |
297,28 |
ik < ik gisteren h2, h1 |
297,29 |
te voren < van te voren h1 |
298,24 |
dan soms < dan h1 |
298,34 |
omdat < nu h1 |
299,1 |
Naghel, als je maar wilde < Naghel... als je maar wilde, als je maar wilde h1 |
299,2/3 |
zoon. Voor mijn kind, en hem later de carrière < zoon. Voor mijn kind, dat later de carrière h2, zoon... Om mijn kind, later de carrière h1 |
299,10 |
Van Eilenburgh < v. Ehren h1 |
299,12 |
dat ik mij laat voorstellen < te laten voorstellen h1 |
299,16 |
heel < weêr heel h1 |
299,18 |
ik... Wat doe ik laagheden, en wat < ik... En wat h1 |
299,24 |
die, < die als h2, h1 |
| |
| |
300,1 |
maar < maar... maar h2, h1 |
300,5 |
zijn < zijn... Zie je[?] h1 |
300,8 |
rondborstig < rondborstig... rondborstig h2, h1 |
300,12/13 |
onsympathieke menschen treffen < onsympathieke rencontres hebben h1 |
300,26 |
vrouw vraagt < vrouw h1 |
300,33 |
mij < mij een h1 |
300,35 |
mij < mij een h2, h1 |
301,11 |
wel blijven < blijven h1 |
301,27 |
Naghel < Naghel, kalm h2, h1 |
301,28 |
Maar Van < Van h1 |
301,28 |
in te < te h1 |
301,29 |
toe, hief zijn hand op < toe h1 |
301,31 |
hij greep < greep h1 |
301,32 |
arm < hand h2, h1 |
302,4 |
vechten, < vechten en h1 |
302,9/10 |
snikken en gillen < woorden h2, snikken h1 |
302,10/11 |
den salon drong binnen te gaan < in de salon dwong te gaan h1 |
302,24 |
twee oude < beide h1 |
302,26 |
koekje < taartje h1 |
302,29 |
heel scherp beoordeelende < critizeerende h1 |
303,19 |
wie... Tien... is < wie... is h1 |
304,13 |
Ze is... Ze is een slèt < Ze.. is.. een slèt h1 |
304,18/19 |
lach, die door allen sneed als een mes < snijdende lach h1 |
304,25/26 |
nu zijn moeder < zijn moeder, nu h1 |
304,27 |
jongenslippen < jongenslip h1 |
304,28 |
Het is alles om niets < Laffe menschen... Làffe menschen.. kleine zielen!! h1 |
309,22 |
heel fatsoenlijk < het was heel fatsoenlijk h1 |
309,23 |
liepen < liepen ze h1 |
310,4 |
dan of < als wanneer h1 |
310,17 |
op < in h1 |
310,24 |
uit zijn lach kon < in zijn lach uit kon h1 |
310,27 |
vullende < vulde h1 |
| |
| |
310,29 |
O, vader, < O, God... vader h1 |
311,8 |
bent u < is u h1 |
311,16 |
uit Parijs < van Parijs h1 |
311,18 |
ook. < ook.. zeide hij. h1 |
312,6 |
dan < dan maar h1 |
312,16 |
doen < maar doen, h1 |
312,17 |
veel, < veel, bijna altijd, h1 |
312,20 |
cigaretten < sigaretten h2, sigaren h1 |
312,26 |
aankomen < komen h1 |
312,28 |
school < hok h2, h1 |
312,31 |
kilwinderige < kil-winterige h2, kilwinterige h1 |
313,6/7 |
doek-doek-doek-doek < doèk-doèk-doèk-doèk-doek-doek-doek-doek h1 |
313,11 |
van een < een h2, h1 |
314,4 |
visite < visites h1 |
314,5/6 |
nietszeggende ouwe < ouwe, nietszeggende h1 |
314,13 |
Paul hem niet had < Paul en Constance hem niet hadden h1 |
314,16 |
Paul had < Paul en C. hadden h1 |
314,18 |
al < nu, al h2, h1 |
314,19 |
oogenblik van < moment van een h1 |
315,8 |
hem, zijn vader < hem van der Welcke h1 |
315,9 |
aan oom < aan h1 |
315,11/12 |
waarachtig te dol: als hij niet oppaste, draaide dat kind hem < waarachtig, als hij niet oppaste: dat kind draaide hem h2, h1 |
315,18 |
mama < oma h1 |
315,26/27 |
met des gymnaziastje's vader < met zijn - des gymnaziastjes - vader h1 |
316,14 |
meldende < zeggende h1 |
316,16 |
niet -; < niet meer - h1 |
316,21 |
in < goed in h1 |
317,4 |
hem < hen h1 |
317,9 |
en eigenlijk... en eigenlijk < en eigenlijk... eigenlijk h1 |
| |
| |
317,20 |
in het < en het h2, h1 |
317,33/34 |
of... of hij < of... hij h1 |
318,1 |
lieve meid: < lief meisje, h1 |
318,4/5 |
doen: al had hij ook aan haar vader geschreven, zij < doen: zij h1 |
318,5 |
komen, dacht hij. < komen. h1 |
318,6/7 |
waarom wist hij niet goed - < hij wist niet goed, waarom, - h1 |
318,9 |
vier of < vier, h1 |
318,13 |
hem < hem bijna h2, h1 |
318,18 |
motocar, < autocar, h1 |
318,18 |
motocar: < autocar: h1 |
318,18 |
motocar... < autocar... h1 |
318,19 |
motocar < autocar h1 |
318,21 |
motocar < autocar h1 |
318,22 |
van < om h2, h1 |
318,25 |
om naar < naar h1 |
318,30 |
motocar < autocar h1 |
318,33 |
zijn < een h1 |
318,33 |
motocar < autocar h1 |
319,1 |
zijn < een h1 |
319,1 |
motocar < autocar h1 |
319,6 |
niemand < niemand, met niemand h1 |
319,15 |
motocar < autocar h1 |
319,35/320,1 |
schoor zich < schoor zich even h1 |
320,5 |
cigarette < cigaar h1 |
320,8 |
motocar < autocar h1 |
320,23 |
zeven weken < twee maanden h1 |
331,5 |
je < u h1 |
321,24 |
Neen! < Ach neen! h1 |
321,25 |
natuurlijk, en < natuurlijk en sympathisch en h1 |
321,34 |
toch uit < uit h2, h1 |
322,14 |
ze < ze beiden h1 |
322,16 |
bij den duc < van den prince h1 |
| |
| |
324,2 |
den duc < den prince h1 |
324,8 |
voor < is iets voor h1 |
324,9 |
kameraad < collega h1 |
324,14 |
Zie < Zie aan h1 |
324,34 |
een voor < voor h1 |
325,13/14 |
ook. |
|
- O, wat < ook. |
|
- Ik zal er een blouse van maken... voor de opera[?] |
|
- Een blouse van 600 fr.! proestte Addy.. |
|
- O, wat h1 |
325,21 |
thuis < terug h2, h1 |
325,26 |
jaren, en < jaren - 42 - en h1 |
325,29 |
motocar < autocar h1 |
326,22/23 |
teleurstellingen < teleurstelling h1 |
328,1 |
zeven weken < twee maanden h1 |
328,2 |
hem < het hem h1 |
328,5/6 |
zoentjes poogde hij hare boosheid te stillen < zoentjes poogde hare boosheid te stillen h2, zoentjes, poogde hare boosheid te stillen[?] h1 |
328,16 |
later < erna h1 |
328,20 |
komende terug < komende h2, h1 |
329,6 |
knipte met < knipte h1 |
329,14 |
den duc < de prince h1 |
330,4 |
hertogen < prinsen h1 |
330,4 |
over wie < waarover h2, h1 |
330,5 |
ook, en zij < ook. Zij h1 |
330,16 |
heel < nu heel h1 |
330,24 |
wel eens < wel h1 |
331,21 |
mijn man < v.d. W. h1 |
332,6 |
was geweest. < geweest was... h1 |
332,12 |
was weêr met Frans gaan wandelen < had Frans weêr gesproken h1 |
332,22 |
bijna met < met h1 |
332,32 |
gauw eens < eens gauw h1 |
333,2 |
handen < hand h1 |
| |
| |
334,9 |
ben, ze < ben... en h1 |
334,23 |
gaan < afgaan h2, weggaan h1 |
334,25 |
dat eigenlijk onpassend was < wat eigenlijk onpassend was h2, was eigenlijk onpassend geweest h1 |
334,29 |
er is niets, er is niets... < er is niets... h1 |
335,2 |
gesnikt < even gesnikt h1 |
335,2 |
knie - tot < knie, nerveus en overdreven - tot h1 |
335,4 |
in zijn rookkamertje hebbende gehoord < hebbende in zijn rookkamertje gehoord h1 |
335,8 |
onbedwingbaar, onbewust < onbewust, onweêrhoudbaar h1 |
335,22 |
heen < dood h1 |
335,25 |
met een < en met dien h1 |
335,35 |
soms was het < het was h1 |
336,7 |
zich zelfs < zelfs zich h1 |
336,11 |
natuurlijker < bewegelijker h1 |
336,11/12 |
natuurlijk < bewegelijke h1 |
336,13 |
impulsie < impulsies h1 |
336,22 |
pinkers < wimpers h1 |
336,26 |
Constance < zij h1 |
337,5 |
scheen < was h2, h1 |
337,20 |
winternacht < herfstnacht h1 |
337,22 |
spiedde hen na < volgde hen h1 |
337,32 |
heeft < voedt h1 |
338,31 |
tusschen < bij h1 |
340,6 |
Daar < Er h1 |
341,29/30 |
je toch geweest? < je geweest. h1 |
341,31 |
eten < dineeren h1 |
342,6 |
neen... Ik ga er nooit meer heen < neen... ik ga er niet meer heen... ik ga er nooit meer heen h2, h1 |
342,15 |
toen < terwijl h1 |
342,23 |
daarop zoû ik je niet dadelijk een antwoord < daar zou ik je niet dadelijk een antwoord op h1 |
342,26 |
Allerlei... Conférences houden. Enfin < Allerlei... Enfin h1 |
| |
| |
343,5 |
Brauws < Hij h1 |
343,6 |
studiekameraad < studiemakker uit Leiden h1 |
343,8 |
hij tot Van Vreeswijck < hij h1 |
343,23 |
dikken < zware blonde h1 |
343,26 |
Max < kerel h1 |
343,29 |
lachte. < lachte uit. h1 |
344,3 |
nou eens naar mij < mij eens naast je h1 |
344,6 |
aan < van h2, h1 |
344,27 |
wat < wel h1 |
345,2 |
was zoo < was h1 |
345,7 |
dat jaar < in dat jaar h1 |
345,9 |
vergeleken < vergeleken ze h1 |
345,17 |
Ik? riep < Ik! zei h1 |
345,23 |
hij < die h1 |
345,25 |
Laten we < Laat me h2, h1 |
345,25 |
wat < met je h2, h1 |
346,6 |
Max < Kerel h2, h1 |
346,10 |
leven, in < leven, rondweg, in h2, h1 |
346,19 |
om te < van te h2, te h1 |
346,23 |
Hans < Kerel h1 |
346,33 |
op < aan h1 |
346,35 |
kletsen < praten h1 |
347,9 |
Hans < Kerel h1 |
348,1 |
even < nu even h1 |
348,3 |
dames < vrouwen h1 |
348,3 |
niets geen < geen h1 |
348,10 |
het een < het h1 |
348,18 |
vinden om < vinden h2, h1 |
348,25 |
hij < die h1 |
348,28/29 |
schitterend. Zijn vader heeft een fabriek, geloof ik, daar ergens in Overijssel. < schitterend, geloof ik. h1 |
349,1 |
heeft een < en heeft een h1 |
349,2 |
allerlei < alles h1 |
349,2/3 |
precies, daar kom ik niet achter... < precies weet ik niet h1 |
| |
| |
349,12 |
luisteren... < hooren h1 |
349,14 |
achtereen < achter elkaâr h1 |
349,15 |
Brauws. De < Brauws! zei Van der Welcke. De h1 |
349,16 |
kerel < vent h1 |
349,21 |
lette Paul op < zei Paul h1 |
349,22 |
Een salade russe van alle Haagsche côterieën < Alle côterieën dooreengevoegd h1 |
349,24/25 |
daar heb je de Van Heuvel Steijns... Daar de Fransche gezant... < zie je de Van Eilenburgs, mevrouw van Heuvel Steijn h1 |
350,1/2 |
met breede lijnen schetsend voor al die menschen vóór hem < dat hij met breede lijnen schetste voor de verbeelding zijner toehoorders h1 |
350,17 |
meer < meer terug h1 |
350,24 |
verklaarde < zeide h1 |
350,26 |
aan < nu aan h1 |
350,32/33 |
liep en niemand zag, < liep, niemand ziende h1 |
350,33 |
hand, de anderen naderden; < hand. Vreeswijck, C., en Paul naderden.. h1 |
350,35 |
hand... < hand en er [xxx] Brauws, dien de hoed afnam. h1 |
351,5 |
Kerel, < Niet... kerel h1 |
351,5 |
toch voorstellen < voorstellen... h1 |
351,5 |
vrouw, aan < vrouw,.. en h1 |
351,8 |
Neen, neen... < God kerel, nee... h1 |
351,10/11 |
en liep door met Van Vreeswijck en Paul < liep door met haar twee heeren h1 |
351,17 |
en hij haalde hen < haalde hen dan[?] h1 |
351,21 |
zwager, < schoonbroêr... h1 |
351,22 |
boden hem de < bood hem de h2, boden de h1 |
351,24 |
klinken < luiden[?] h1 |
351,26/27 |
opgewondenheid en om de onhandigheid van Brauws. < opgewondenheid, om Brauws onhandigheid... h1 |
351,28 |
ga je nu heusch naar huis? < je gaat naar huis? h1 |
| |
| |
351,29 |
aan. < aan. |
|
Maar Brauws zei zacht: h2, h1 |
351,32/33 |
huis, maar ik loop gaarne nog een eind meê. |
|
En beleefd willende doen, boog hij vaag naar Constance, maar < huis... Maar zeide hij, vooral beleefd willende doen - ik loop gaarne nog een eind meê.. En hij boog vaag tegen Constance, maar h1 |
351,36 |
vol < vol kleine h1 |
352,3-5 |
rijtuig. |
|
- Kerel! riep Van der Welcke, nog steeds enthouziast. Je hebt me bekeerd! < rijtuig... |
|
Van Vreeswijck Paul, antwoordden haar, zij spraken door, in conversatie. |
|
Van der Welcke nog steeds was enthouziast. |
|
- Kerel, je hebt me bekeerd... h1 |
352,13 |
stoken < chauffeeren h1 |
352,15 |
dan stoken < chauffeeren h1 |
352,17 |
moto-cars < autocars h1 |
352,17/18 |
moto-cycles... |
|
Op de Kerkhoflaan zei Constance: < motocycles... Zij liepen door de Parkstraat naar de Scheveningsche weg, de Kerkhoflaan... |
|
- Meneer Van Vreeswijck, ik vrees, dat wij u heele omweg laten maken, zei C. |
|
- Mevrouw, ik breng u thuis, zei v V galant - willende weten, hoe Brauws afscheid zoû nemen, hij als wereldman, genietende van de onhandigheid van hun vriend; die totaal geen man van de wereld was. |
|
Voor de kleine villa, zei Constance: h1 |
352,25 |
Maar < Ook de anderen wilden hem overhalen. Maar h1 |
352,25 |
lach, en zei: < lach, - die soms in een schater om vd W kon eindigen, en zei: h1 |
352,31 |
morgen komt halen < komt halen morgen h1 |
352,32 |
kachel... < kachel! riep v. d W. luid h1 |
| |
| |
353,11 |
ben < wordt h1 |
353,11 |
ontoonbaar < ontoonbaar, maar veel stof is er niet... h1 |
354,1 |
zich kleeden: hij liep driftig rond, en hij riep: < zich ge[xxx] en zelfs roepen h1 |
354,4 |
gaan < zich verwijderen h1 |
354,5 |
Brauws < Hij h1 |
354,8 |
Wees < Wees u h1 |
354,23 |
- Dat is aardig van je, Max! < - Kerel... dat is aardig van je...! h1 |
355,3 |
Brauws! < Brauws...! riep hij. h1 |
355,7 |
te dol < te driest h1 |
355,12 |
was < was tot zijn spijt h1 |
355,13/14 |
hare kleine dinertjes, zij < hare dinertjes, ook al waren er niemand als Van Vreeswijck Paul of Marianne, zij h1 |
355,20 |
twee < Max twee h2, zijn twee h1 |
355,21/22 |
de beide broêrs getrouwd met twee zusters < terwijl zijn twee broêrs getrouwd waren met twee zusters h1 |
355,23 |
de < hun h1 |
355,24 |
had van kind af aan < en van kind af aan had h1 |
355,25 |
patronen < eigenaars h1 |
356,4 |
verloren uit het oog < uit het oog verloren h1 |
356,5 |
dreef < beheerde h1 |
356,6 |
kameraad < kameraad ook h1 |
356,9 |
uittrouwen, < uithuwen h1 |
356,15 |
Brauws < Max h2, h1 |
356,21 |
Brauws glimlachte < hij glimlachte h2, hij had geglimlacht, h1 |
356,23 |
zichzelven, met < zichzelven, - of met h1 |
356,24/25 |
uitbarstte; hij glimlachte, en zeide eindelijk heel langzaam: < uitbarstte - hij had geglimlacht en geaarzeld en eindelijk heel langzaam gezegd: h1 |
356,28 |
dat < het h1 |
357,2 |
zoû gedaan hebben < gedaan zoû hebben h1 |
357,9 |
spreken < praten h1 |
| |
| |
357,23/24 |
was geworden < geworden was h1 |
357,33 |
van < uit h1 |
357,35 |
Max < kerel h1 |
358,2 |
van, van wat < van wat h1 |
358,2/3 |
of ik moet veronderstellen, dat je < of - zooveel zou ik kunnen begrijpen - dat je h1 |
358,7 |
dat... dat < dat... dat... dat h1 |
358,8 |
vader... < vader... als een ónmensch h1 |
358,9 |
als student gaf < gaf als student h1 |
358,10 |
driehonderd < vijfhonderd h2, h1 |
358,12 |
voor < als voor h1 |
358,14/15 |
huiveringwekkend, < natuurlijk huiveringwekkend h1 |
358,15/16 |
dokwerker en < dokwerker, h1 |
358,31 |
scheen < scheen, als h1 |
358,31/32 |
het gesprek te doen hokken < te zitten[?] in het gesprek h1 |
358,33 |
andere < mindere h1 |
358,34 |
in < en in h1 |
359,2/3 |
haar bijna onbewust al tevens betreuren < haar ook, bijna onbewust, al betreuren h1 |
359,4 |
man, Henri, haarzelve < man en haar man en haarzelve h1 |
359,5 |
zoo zwevend en onbewust < zoo vaag en zoo onbewust h1 |
359,9 |
openheid < innemendheid en openheid h1 |
359,12 |
oude < vroegere h1 |
359,12 |
Henri < Van der Welcke h1 |
359,14 |
de < al de h1 |
359,24 |
van dat < van het leven h1 |
359,25 |
kring < kringen h1 |
359,35 |
schater < schaterlach h1 |
360,17 |
Max < kerel h1 |
360,18 |
een eerste < eerste h1 |
360,18 |
maken < zeggen h1 |
360,26 |
ten halve zich < zich ten halve h1 |
| |
| |
360,30 |
ik < ik u zoo h1 |
360,30 |
zóó dat ze < dat ze h1 |
360,34 |
nu < mij h1 |
361,4 |
en < en naar h1 |
361,12 |
zich < zichzelve h1 |
361,12 |
en u < u h1 |
361,15 |
nu < soms h1 |
361,33 |
korten tijd < oogenblik h1 |
362,14 |
geworden, is hij stapelgek. < zijn geweest, is hij heelemaal gek geworden.. h1 |
362,14 |
zoo < toch[?] h1 |
362,19 |
onbeschoft en lomp, < onbeschoft, lomp... h1 |
362,20 |
En ik < Hij is ge[?][xxx] en[?] naar[?] en ik h1 |
362,20 |
eigenlijk mijn < bijna mijn h1 |
362,32 |
uit < ruw, uit h1 |
362,34 |
tot < aan tot h1 |
362,35 |
rustig < kalm h1 |
363,11 |
woorden < stem h1 |
363,13 |
driftig en < driftig, h1 |
363,13 |
op bed < te bed h1 |
363,14 |
nog Addy < Addy nog h1 |
363,17 |
eenige < twee h1 |
363,29 |
kloppen van < kloppen na h1, kloppen, na h1 |
364,13 |
zich eene < zich, in eene h1 |
364,35 |
om < opzettelijk om h1 |
365,8 |
ontroerd < ontdaan h1 |
365,11 |
roover en woudlooper < de roover, de woudlooper h1 |
365,14 |
steenen < steen er in h1 |
365,17 |
veranderde mijn fantazie < veranderden mijn fantaziën h1 |
366,7 |
is < is uw h1 |
366,14 |
uren < uren en dagen h1 |
366,18 |
u misschien < misschien u h1 |
366,19/20 |
interesseert < interessant vindt h2, h1 |
366,25 |
gekomen was < was gekomen h1 |
| |
| |
366,27 |
bij nam < min of meer bijnam h1 |
366,29 |
en ik < ik h1 |
367,5 |
een < den h1 |
367,17/18 |
schrik en van < schrik en h1 |
367,24/25 |
het antwoord had kunnen geven < had antwoord geven kunnen h1 |
368,5 |
vermoeden < verzinnen h1 |
368,19 |
nooit < niet h1 |
368,23 |
gedachten < gedachte h2, h1 |
368,27 |
met < bij h2, h1 |
369,34/35 |
toch... toch na < toch... na h1 |
370,10/11 |
waait... alsof hij de ramen wil openen, en binnen wil komen... Neen < waait... Neen h1 |
370,27 |
avond... dat ik iets < avond... dat ik het weêr hier hoor waaien... Ik ben bang... ik ben bang... is dit dan... de eerste avond... dat ik iets h1 |
371,5 |
hooren < voelen h1 |
371,7 |
razender < luguber h1 |
371,12 |
deurknop < knop h1 |
371,32 |
nauwe < klemmende[?] h1 |
372,2/3 |
het hart van haar kind < zijn hart h1 |
373,4 |
misschien < minstens h2 |
373,9 |
over < om h2 |
374,24 |
louter < laat h2 |
374,24 |
die < dat h2 |
375,4 |
uit < na h2 |
375,6 |
juist de < de h2 |
375,7 |
allerdiepste < allerhoogste h2 |
375,32 |
me nóoit meer zelf < mezelve nooit meer h1 |
376,16 |
maar < weer h2, weêr h1 |
376,20 |
en met < en h1 |
376,29 |
dat er < er dat h1 |
376,30-32 |
Mama zei, u scheelde acht jaar met haar. Mama is vijftig. U moet twee-en-veertig zijn < Mama is vijftig.. O, dan weet ik het: dan moet u twee-en veertig zijn h1 |
| |
| |
377,26 |
zijt < is h2, h1 |
377,30 |
innig < heerlijk h1 |
378,4/5 |
daarover heen < tusschen h1 |
378,11 |
papa, in die < papa,.. die h1 |
378,13 |
hij < die h1 |
379,6 |
neêr < neer h2, weer h1 |
379,12 |
van < in h1 |
381,2 |
niet < niets h2 |
381,18 |
week < heel week h2 |
382,3 |
Wat hoef jij daar van te weten! < Daar hoef jij niets van te weten. h2 |
382,34 |
Hàlf nog wel < Hàlf zeer zeker h2 |
382,34 |
nadruk < nadruk, maar stáan doen we zelden h2 |
383,3 |
liever door over Constance < liever niet door over Emilie h2 |
384,5 |
een < den h2 |
384,10 |
aan de < in de h2 |
384,23 |
te < wat te h1 |
385,2/3 |
we zullen < zullen we h1 |
385,7 |
dames < dames ook h1 |
385,14 |
uw leven mij < me uw leven h1 |
385,16/17 |
stel ik juist belang in die evolutie < interesseert me juist die evolutie in u h1 |
385,20 |
nemen < te nemen h1 |
385,27 |
komen aan huis bij < komen, bij h1 |
385,31 |
Oom < Oom Henri! fluisterde Marianne h2, h1 |
385,35 |
ideeën < vreemde ideeën h1 |
386,11/12 |
die sociale < sociale h1 |
386,31 |
ook < u ook h1 |
387,24 |
vingers < vinger h1 |
388,7 |
glans: een glorie < glans, een glorie, die h1 |
388,24 |
's avonds nooit < nooit 's avonds h1 |
388,29 |
Brauws < nu Brauws h1 |
388,34 |
haar < zwarte haar h1 |
389,1 |
somber < bijna somber h1 |
| |
| |
389,1 |
sombere < wat sombere h1 |
389,2 |
jukbeenderen < kakebeenen h1 |
389,5 |
door < tot h1 |
389,6 |
mond: bijna week, zuiverder < mond, een mooie[?], bijna weeke mond, zuiverder h1 |
389,8 |
zware < te zware h1 |
389,8 |
wit < frisch h1 |
389,13/14 |
tot eene beminnelijkheid, die verraste < tot eene plotse beminnelijkheid h1 |
389,15 |
een bijna losse ongegeneerdheid, hem < een losheid en bijna ongegeneerdheid van beweging, die hem h1 |
389,16 |
eigen uit zijne arbeidersjaren gebleven < eigen uit zijne arbeidersjaren geworden h2, uit zijne arbeidersjaren was eigen geworden h1 |
389,21 |
spontaans < te spontaans h2, te spontaans van beweging h1 |
389,25/26 |
integendeel er door aangetrokken werd < er integendeel als door werd aangetrokken h1 |
389,27 |
in < als in h1 |
389,28 |
spontane natuurlijkheid < losheid en natuurlijkheid h1 |
390,4 |
koeltjes < koketjes h2, coquetjes h1 |
390,8 |
kan zijn < heeft kunnen zijn h1 |
390,33 |
liefhad < innig liefhad h1 |
390,34 |
bleef < was h1 |
391,15 |
Henri < v.d. Welcke h1 |
391,19 |
is < hoort[?] h1 |
391,30 |
heb < heb, zeide zij h1 |
392,32 |
en een < in een h2, h1 |
393,3 |
het u < u het h1 |
393,7 |
zei hij bijna verwijtend < zeide hij h1 |
393,15 |
het < dat h1 |
393,19 |
stil ben < ben stil h1 |
393,24 |
u... spreek er niet over, spreek < u... Heb medelijden met dat arme kind. Spreek h2, h1 |
393,32 |
vragen < vraag h1 |
| |
| |
394,18 |
wat Marianne antwoordde < wat hij verder zeide h1 |
394,28 |
werden de gasten verwacht < zouden de gasten komen h1 |
394,31 |
koel < kort h2, h1 |
395,8 |
bij < toch bij h1 |
395,10/11 |
Otto, die tegenwoordig aan Buitenlandsche Zaken werkte, kwam binnen; Louise volgde hem < Otto was al klaar in zijn rok. Hij werkte tegenwoordig aan Buitenlandsche Zaken... Louise kwam binnen h1 |
395,16 |
armband < byoux h2, h1 |
398,12 |
om < over h2 |
398,17/18 |
zoû zijn < was h2 |
401,12 |
weêr < meer h2 |
401,31 |
de toilettafel < het toilet h2 |
403,16 |
vinger den < vinger als den h2 |
406,1 |
tegenover < over h2 |
406,12 |
Die < De h2 |
406,17 |
omzichtig < voorzichtig h2 |
406,18 |
Henri < hem h2 |
406,27 |
Die ploert! riep hij uit. Die < De ploert! riep hij uit. De h2 |
406,34/35 |
vertrek al sedert jaren < vertrek nog steeds h2 |
407,5 |
Ottelientje en Huig < de kinderen h2 |
407,19 |
langer hier < langer h2 |
408,7 |
Die smeerlap < De smeerlap h2 |
408,12 |
lieveling...! schreide Bertha < lieveling...! h2 |
410,16/17 |
verstandige < voorzichtige h2 |
411,5 |
maakt? Ik < maakt? |
|
- Dat jij van hem houdt. |
|
- Ik h2 |
415,13 |
zat < zij zat h2 |
416,28 |
altijd vaag < altijd h2 |
416,29 |
toen < vaag h2 |
417,15 |
scheen < scheen vreemd h2 |
418,2 |
aan < in h2 |
| |
| |
418,32 |
lamp < lampen h2 |
420,7 |
stem < stem om h2 |
420,26 |
naam < namen h2 |
423,24 |
over < van h2 |
427,31 |
glimlach < glimlach, terug, h2 |
428,19/20 |
zouden Constance en Addy naar de Alexanderstraat gaan < gingen Constance en Addy naar de Alexanderstraat h2 |
429,2/3 |
komen al zijn zij in den rouw < komen h2 |
429,21 |
nu < na dien tijd h2 |
429,22 |
groeten: zij ging < groeten. Ook vanavond ging zij h2 |
430,9 |
hun < haar h2 |
431,20 |
liepen uit-een < uit een liepen h2 |
432,7 |
kring van familie < familie-kring h2 |
433,32 |
geld < wèl geld h2 |
434,5 |
ouder < oud h2 |
434,7 |
waarin < waaruit h2 |
434,10/11 |
die die liefde < die de liefste h2 |
434,27 |
waasde < sloeg h2 |
435,21 |
als er < als h2 |
436,29/30 |
Louise, Marianne < Marianne h2 |
437,19 |
twee meisjes < drie meisjes h2 |
438,2 |
den < den plotselingen h2 |
438,4 |
zich < zich plotseling h2 |
438,5 |
Al < En toch - al h2 |
438,5/6 |
scheen een plotse slag van verwondering en stupefactie, scheen < als een plotse slag van verwondering en stupefactie scheen h2 |
438,12 |
nu < maar h2 |
439,10 |
waarin < waar h2 |
439,12 |
opinie's en < opinie's... h2 |
441,32 |
omdat < dat h2 |
444,21/22 |
gaan, Bertha < gaan h2 |
446,19 |
tuurde < tuurde uit h2 |
| |
| |
447,29 |
een < ook een h2 |
447,34 |
meidoorn < seringen h2 |
448,13 |
alsof < als h2 |
448,30 |
hem < hem soms h2 |
448,32 |
geleerd < gelezen h2 |
448,35 |
bekende < zeide h2 |
449,27 |
voelde < voel h2 |
450,31 |
menschheden < menschen h2 |
453,19/20 |
stroomde < stormde h2 |
455,11 |
vooroordeeltjes < veroordeeltjes h2 |
456,29 |
doorwaden < doorkomen h2 |
458,27 |
doen < zien h2 |
459,35 |
welwillend < welwetend h2 |
460,27/28 |
bloemen < bloemen, spijzen h2 |
461,2 |
zusje < meisje h2 |
461,24 |
al < was het al h2 |
463,20 |
zonder < als zonder h2 |
463,28 |
bazuinen < brengen h2 |
464,11 |
had geleefd < geleefd had h2 |
471,7 |
niets < niet h2 |
472,1 |
dat < dit h2 |
472,17 |
haar < hen h2 |
472,20 |
het kind < haar h2 |
473,3 |
gooien < te gooien h2 |
474,21 |
hem geen < geen h2 |
476,8 |
nog < vaag h2 |
476,13 |
die < diezelfde h2 |
477,20 |
tegen < op tegen h2 |
478,9 |
zich < haàr h2 |
478,20 |
en zooals < en wien h2 |
479,6 |
opzweefde < opzweefde als h2 |
480,7 |
dan < nu h2 |
480,34 |
toen < toch h2 |
481,27 |
niet < nooit h2 |
485,13 |
zien, hem te < zien nu, te h2 |
| |
| |
486,7 |
als zomer wemelden < al zomerwemelden h2 |
486,30 |
zoo dikwijls < telkens h2 |
487,9 |
gehoord < overhoord h2 |
487,13 |
een andere stem < stem h2 |
487,34 |
schitteren < schemeren h2 |
487,34 |
jongensoogen < jongensjaren h2 |
489,23 |
gedacht < gedaan h2 |
489,28 |
jij bènt < jij bènt... jij bent h2 |
490,20/21 |
getuurd < gestaard h2 |
491,15 |
dreunde < dreinde h2 |
492,30 |
neêr < meer h2 |
494,34/35 |
nooit over iets < nooit h2 |
497,32 |
dit < dat h2 |
498,16 |
kop < hoofd h2 |
499,34 |
van < ver h2 |
500,15 |
een nieuw < eén nauw h2 |
501,7 |
ruischende < bruischende[?] h2 |
501,13 |
aangezweemd < aangevoeld h2 |
501,17 |
in < uit h2 |
502,30 |
lucht < nacht h2 |
503,20 |
lichtende < lichte h2 |
504,8/9 |
slapenden nacht < nacht h2 |
504,12 |
weêr < meê h2 |
504,18 |
door de boomen < in het oosten h2 |
504,31 |
zuiver < zeker h2 |
505,13 |
zekerheid < zekerheid heen h2 |
505,15 |
met < vol h2 |
506,17 |
niet < nooit h2 |
506,18 |
niet < nooit h2 |
508,4 |
klaren < verklaren h2 |
509,16 |
den doolhof < het doolhof h2 |
510,16 |
Die < De h1 |
510,26 |
beweging opkomen < beweging h2, h1 |
511,5 |
in-een < in elkaâr h2, h1 |
511,7 |
wreede < vreemde h2, h1 |
| |
| |
511,10 |
uit < als uit h1 |
511,11 |
zoo < als h2, als zoo h1 |
512,11 |
terug gekomen < aangekomen h1 |
512,12 |
eens aangekomen < teruggekomen h1 |
512,21 |
beiden zwijgend < zwijgend beiden h1 |
512,26 |
zeggen laten < laten zeggen h2, h1 |
512,31 |
openbaarden < reveleerden h1 |
512,35 |
haalde adem < haalde ruim adem h1 |
513,5 |
snelle, schelle < schelle h2, h1 |
513,13 |
snel geweêrlicht < geweêrlicht h2, h1 |
514,8 |
herinneringen < illuzies h1 |
514,30 |
gedacht... gedroomd < gedroomd... gedacht h1 |
515,13 |
ging, zij voelde als een afscheid in zijn handdruk. Zij < ging. Zij h2, h1 |
515,14 |
binnen, duizelig < binnen h2, h1 |
515,19 |
verliezen...? < verliezen! |
|
Toen snikte zij aan de borst, van haar kind. h2, h1 |
515,24 |
hun < haar h2, h1 |
516,1 |
heel < vooral h2, h1 |
516,3 |
zeer < veel h2, h1 |
516,11 |
om... om < om om h2, om h1 |
516,23 |
zich wel < wel zich h1 |
516,33 |
dat nieuwe < het nieuwe h1 |
517,5 |
en < en de h1 |
517,9 |
gevoeld had < geweest was h1 |
517,9/10 |
lang, lang < lang h2, h1 |
517,14 |
maanden < dagen h2, h1 |
517,26 |
droomenbloesems < droomenbloesem h2, h1 |
517,30-32 |
was: Illuzie... |
|
Zonder welke er nooit leven is... < geweest was: Illuzie... h2, h1 |
| |
| |
| |
Afbrekingstekens
In deze uitgave van De kleine zielen en Het late leven moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
10,5 |
horloge- |
17,11 |
jong- |
18,13 |
oud- |
18,18 |
familie- |
19,4 |
en- |
23,25 |
minister- |
34,8 |
mooi- |
36,23 |
komedie- |
45,4 |
blank- |
78,16 |
minister- |
80,13 |
en- |
92,27 |
parapluie- |
94,27 |
en- |
98,34 |
gouverneur- |
100,13 |
Zondag- |
101,6 |
Zondag- |
104,28 |
Lowe- |
104,35 |
gouverneur- |
109,22 |
den- |
119,20 |
en- |
144,24 |
Zondag- |
145,7 |
den- |
150,31 |
Koningin- |
158,22 |
thee- |
165,8 |
wasch- |
165,24 |
melk- |
167,2 |
kastanje- |
175,11 |
meisjes- |
176,28 |
parvenù- |
184,15 |
familie- |
202,14 |
dames- |
207,27 |
passie- |
213,10 |
en- |
266,7 |
ijver- |
290,1 |
visite- |
313,6 |
doek- |
317,11 |
moto- |
318,1 |
de- |
353,4 |
sina's- |
354,34 |
doek- |
376,31 |
en- |
432,22 |
kinder- |
450,20 |
weêrlichteden- |
450,34 |
Marie- |
478,14 |
liefde- |
500,6 |
jonge- |
500,12 |
willen- |
502,7 |
wereld- |
502,25 |
allen- |
503,13 |
wat- |
503,22 |
wat- |
503,31 |
in- |
Ga naar voetnoot*
|
-
voetnoot1
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie. Ed. H.T.M. van Vliet. Utrecht/Antwerpen, [1987]. p. 36.
-
voetnoot2
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 37-38.
Couperus heeft in 1895 vage plannen gehad voor een Haagse roman onder de titel Een bittere ziel. Het valt niet uit te maken of er enig verband bestaat tussen dit plan en de latere reeks De boeken der kleine zielen. (Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen/Amice; Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ed. F.L. Bastet. 's-Gravenhage, 1977. 2 dln. Dl. i: 1890-1902. Dl. ii: 1902-1919. In: Achter het boek 12 (1973). afl. 1/3 en 13 (1974), afl. 1/3. Dl. i, p. 97-98.)
-
voetnoot3
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 41.
-
voetnoot4
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 42.
-
voetnoot5
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 43.
-
voetnoot6
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 44.
-
voetnoot7
- In november 1900 had Couperus van zijn uitgever f 5000, - geleend. (Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 24-29.)
-
voetnoot8
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 196-197.
-
voetnoot9
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 45.
-
voetnoot10
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 48.
-
voetnoot11
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 48-49.
-
voetnoot12
- Een exemplaar van dit contract is in bezit van Veen, uitgevers te Amsterdam en een bevindt zich in de Couperus-collectie van het Letterkundig Museum. Vgl. ook Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 51-52.
-
voetnoot13
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 52-53.
-
voetnoot14
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 53-54, 56, 59, 62, 194, 240-241.
-
voetnoot15
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 204.
-
voetnoot16
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 53, 56.
-
voetnoot17
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 211.
-
voetnoot18
- De brief bevindt zich in het Letterkundig Museum en is gepubliceerd in Maatstaf ii (1963/64). p. 170-172.
-
voetnoot19
- André de Ridder: Bij Louis Couperus. Amsterdam, 1917. p. 41.
-
voetnoot20
- De handschriften maken deel uit van de collectie die de erven-Veen in 1961 aan het Letterkundig Museum hebben overgedragen. (Veen kreeg alle handschriften van De boeken der kleine zielen in 1903, na het verschijnen van het laatste boek, Het heilige weten. Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 24.)
-
voetnoot21
- Op de achterkant van de bladen 15 en 17 staan enkele aantekeningen over in de roman optredende personen; de versozijde van blad 94 bevat een aanzet voor het begin van deel ii en op de versozijde van blad 179 heeft Couperus een kleine berekening gemaakt. Op de achterkant van de bladen 76-78, 83-89, 95-96, 104 en 106 staan fragmenten van de kladversie van Babel.
Het kladhandschrift van De kleine zielen is niet geheel volledig overgeleverd: blad 122 ontbreekt. Het is niet bekend wanneer dit blad verloren is gegaan.
-
voetnoot22
- Zoals uit de nummering van de bladen blijkt, heeft Couperus zich een paar maal vergist. Dit verklaart het verschil tussen de nummering en het aantal bladen.
-
voetnoot23
- Op de achterkant van blad 83 staat een afwijkende versie van het slot van deel i.
-
voetnoot24
- Op de achterkant van blad 129 staat een berekening.
-
voetnoot25
- De versozijde van blad 66 bevat de aanzet voor een scène uit Het late leven. Op de achterkant van enkele andere bladen is met potlood een verwijzing naar de bladzijden van de boekuitgave genoteerd.
-
voetnoot26
- De versozijde van blad 13 bevat een aanzet voor een verhaal, op de achterkant van blad 23 staat de aanwijzing ‘Spoed’ en op de achterkant van enkele andere bladen is met potlood een verwijzing naar de bladzijden van de boekuitgave genoteerd. Dit kopijhandschrift is in gedeelten door Couperus naar Veen gestuurd. De achterkant van de bladen 52 en 73 bevatten een adressering en frankering.
-
voetnoot27
- Op de achterkant van een blad van elk van de twee kopijhandschriften heeft Couperus aangegeven op welke plaats het desbetreffende hoofdstuk moest worden ingevoegd.
-
voetnoot28
- Vgl. E. Braches: Het boek als Nieuwe Kunst 1892-1903; Een studie in Art Nouveau. Utrecht, 1973. p. 368.
-
voetnoot29
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 53.
-
voetnoot30
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 56.
-
voetnoot31
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 57.
-
voetnoot32
- Brief in het archief-Veen (Letterkundig Museum).
-
voetnoot34
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 59.
-
voetnoot35
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 61-62.
-
voetnoot36
- Brief van Thieme, gedateerd 3 augustus 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot38
- Brieven van Veen aan Thieme, gedateerd 12 augustus en 6 september 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot39
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 208-209.
-
voetnoot41
- Brief van Thieme aan Veen in het archief-Veen.
-
voetnoot42
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 212.
-
voetnoot43
- Brieven van Thieme aan Veen, gedateerd 7, 9, 12 en 13 november 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot45
- Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 30 september 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot46
- Brief van Veen aan Thieme, gedateerd 10 oktober 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot47
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 213.
De inconsequente spelling van de familienamen komt reeds in de handschriften van Couperus voor; zij werd door Couperus dus ten onrechte geweten aan slordigheden van de zetter of onoplettendheid van de corrector.
-
voetnoot48
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 214.
-
voetnoot49
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 212-213.
-
voetnoot50
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 214.
-
voetnoot51
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 216.
-
voetnoot52
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 217.
-
voetnoot53
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 218.
-
voetnoot55
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 219-220.
-
voetnoot56
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 220.
-
voetnoot57
- Brief van Thieme aan Veen, gedateerd 4 maart 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot59
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 221.
-
voetnoot60
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 221.
-
voetnoot61
- Brief van Thieme aan Veen, gedateerd 29 april 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot62
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 224.
-
voetnoot63
- De boeken werden ook te koop aangeboden in een zogenaamde prachteditie, gebonden in een perkamenten band. Deze exemplaren vielen binnen de gewone oplage.
-
voetnoot64
- Brieven van Veen aan Tenthoff en Brandt, gedateerd 11 oktober 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot65
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 213.
-
voetnoot66
- Brief van Veen aan Van Nouhuys, gedateerd 14 september 1901, en brief van Van Loghem aan Veen, gedateerd 23 september 1901, in het archief-Veen.
-
voetnoot67
- Volgens een inventarislijst voor de brandverzekering in het archief-Veen was de voorraad van De kleine zielen in de jaren 1902-1906 achtereenvolgens: 1280, 600, 476, 435, 380 exemplaren. Binderij Brandt had eind 1902 nog 250 exemplaren in losse vellen voor Veen in bewaring. (Brief van Brandt aan Veen, gedateerd 31 december 1902, in het archief-Veen.) De cijfers van Het late leven over de jaren 1903-1906 waren: 1010, 830, 790, 750 exemplaren. Van deze roman had Brandt eind 1902 230 exemplaren in losse vellen; eind 1904 had hij ze nog. (Brieven van Brandt aan Veen, gedateerd 31 december 1902, 31 december 1903 en 31 december 1904, in het archief-Veen.)
-
voetnoot68
- Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 33-34.
-
voetnoot69
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 127.
-
voetnoot70
- Niet verbeterd zijn feitelijke onjuistheden in het verhaal, zoals tijdsaanduidingen en leeftijden. (Vgl. Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. p. 81-83.) In het eerste deel van De kleine zielen wordt de aankomst van Van der Welcke aangekondigd voor ‘overmorgen’, terwijl in hoofdstuk viii Addy zijn vader ‘de volgende dag’ van de trein haalt.
De inconsequente spelling van de naam Bruis/Bruys is evenmin gecorrigeerd: de naam komt slechts tweemaal voor en het is dus niet duidelijk welke spelling Couperus heeft gewild.
-
voetnoot71
- Deze correctie is door Couperus aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).
-
voetnoot72
- Deze correctie is door Couperus aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).
-
voetnoot73
- Deze correctie is door Couperus aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).
-
voetnoot74
- Deze fout is door Couperus te laat opgemerkt. (Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 221.)
-
voetnoot75
- In h2 staan boven de komma drie puntjes.
-
voetnoot76
- De onzekere lezingen van de handschriften worden gevolgd door een gecursiveerd vraagteken tussen teksthaken ([?]). De woorden in de handschriften die wij in het geheel niet hebben kunnen ontcijferen worden aangegeven door drie x-en tussen teksthaken ([xxx]).
-
voetnoot78
- Boven de ‘3’ heeft Couperus een ‘2’ toegevoegd.
-
voetnoot*
- Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen.
Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet.
|