alles, waarover die vingers gleden, iets gaf van haar eigen exquiziteit.
Zij las niet veel, zij maakte geen muziek, zij was zelfs niet buitengewoon ontwikkeld. Als kind had zij van feeënverhaaltjes gehouden, als meisje nog feeënverhaaltjes bedacht, maar zij hield verder niet van litteratuur; verzen vond zij onnatuurlijk; van muziek begreep zij niet veel. Maar zij had iets zachts en moois en voornaams, van exquize vrouw, vooral nu, dat hare ijdelheid eigenlijk dood was. Zij had een ingeboren smaak om nooit iets te doen en te zeggen, dat leelijk was, of hard, of grof, en alleen als hare zenuwen haar waren de baas, kon zij driftig zijn en uitvaren. Maar zij had vooral door haar verdriet en de verdrietige, triestige jaren in zich ontwikkeld een zeer gevoelig week hart, bijna overgevoelig, overweek. Een woord van sympathie, oogenblikkelijk, viel als weldadige dauw op haar neêr, deed haar liefhebben, wie zoo sprak. Zij was haar moeder zeer gaan liefhebben, meer dan vroeger, in mama waardeerende de moeder, die de kinderen bij elkander hield. Zij ook, zij deelde dat familie-zwak, die vreemde liefde voor alle de haren. Maar wat mama nooit had, was in haar dikwijls: de teleurstelling, de neêrslachtigheid, de ontmoediging zooveel en zoo wijd lief te hebben, wat met zoo vele en wijde belangen zich wijder en wijder vertakte. Dan bleef zij maar thuis, in haar eigen huis, sloot zich op in hare zachte melancholie, ging met de meiden, die van haar hielden, het huis door, opdat het heelemaal lief en netjes zoû zijn. Zij had niets van de Hollandsche huisvrouw, en de meiden dikwijls zeiden, dat het bij mevrouw die zoo, en bij mevrouw die zus was. Maar zij had zooveel tact, dat zij deden naar haar wenschen, en aannamen hare verdeeling van uren in werkzaamheid, en haar huis was altijd af, gezellig, klaar te bewonen. Zij had kleine, zachte liefhebberijen van een vrouw, die geen grooten geest heeft, die pleizier heeft in bijna eenvoudige, kinderlijke vrouwelijkheidjes. Had zij eens hoofdpijn, was zij eens ziek, dan vond
zij het prettig met een stapel modeplaten te liggen, op den divan in hare slaapkamer, en rustigweg allerlei toiletten te bedenken, die zij niet noodig had en ook niet bestelde, maar die zij